Hoofdstuk 3

311 18 8
                                    

'Opstaan. wakker worden. het is tijd!' mijn ogen schieten open. Geschrokken kijk ik om me heen. 'Wat? Wat is er?' roep ik geschrokken uit. Will staat met een onbewogen gezicht naast mijn bed.
'Opstaan. We moeten weg. Overmorgen word het slecht weer dus moeten we vandaag al naar de bijeenkomst.' verward kijk ik hem aan. Waar heeft hij het over? Welke bijeenkomst?
'De bijeenkomst met al die andere kinderen. Je weet wel.' zegt hij alsof hij mijn gedachten leest.
'O, die. Ja oké, ik kom al.'
'Hehe, dat duurde even. In de kast hangen kleren en meld je maar in de keuken over vijf minuten.'
'Vijf minuten dat is super snel!' roep ik uit, maar hij wacht niet op een antwoord en is de deur al uit.
Snel loop ik naar de kast en kijk naar de kleren. Afschuwelijk! Een soort wollen broek en een trui en wollen sokken. Kan die gast niet wat beters kopen? Met heel veel tegenzin trek ik de kleren maar aan, omdat ik niet weer de hele dag in mijn pyjama wil rondlopen, en loop naar de keuken. Will is bezig boterhammen te smeren en ik ga aan de tafel zitten. Al snel krijg ik een boterham met kaas uitgereikt en ik eet het met smaak op. Wat honger wel niet allemaal met je doet. Ik vind kaas zelfs lekker! Het ontbijt verloopt voor de rest in stilte.

Even later zit ik bij Will achterop op een paard. Een paard! Heb je hem door? Wie zit er in de 20ste eeuw nou nog op een paard? Deze vent dus, en ik ook. Ik slaak een diepe zucht en vraag me af hoelang we nog op dit ding moeten zitten. Want:
1: het zadel is te klein voor twee personen, dus zit ik helemaal tegen die vent aangeplakt.
En 2: ik heb nog nooit op een paard gezeteten, dus mijn kont doet pijn van het hobbelen en botsen. Hij begint al beurs te voelen
'Hoelang zitten we nog op dit ding?' vraag ik dan maar uiteindelijk.
'Dat ding dat heet een paard. En nog een half uur ongeveer.' is het antwoord. Ik besluit me er maar bij neer te leggen en geniet van de omgeving om mij heen. Overal waar ik kijk schieten bomen langs me heen en zo nu en dan komt er een open stuk land of akker. Ik wist niet dat Nederland zoveel en grote bossen had. Nou ja, weer wat geleerd. Opeens zie ik iets roods voorbij schieten tussen de bomen. Ik schrik me dood en val bijna van mijn paard.
'Wat was dat?' roep ik in paniek.
'Dat, dat was een vos. En wil je nu je klep houden, mijn paard schrok zich een ongeluk.' pffff, kun je ook wat minder sacherijnig reageren?
'Nou zeg, ik mag toch wel schrikken? domme koe!' mompel ik zachtjes.
'Wat zei je?' vraagt Will.
'Niks hoor!' antwoord ik snel.

Wat voelt als een dag, maar het is een half uur, later houdt Will het paard opeens in. Ik probeer om Will heen te kijken om te kunnen zie waarom hij stopt, maar zijn mantel, cape ding verspert de weg.
'Waarom stop je?' vraag ik, op mijn hoede voor een sacherijnig antwoord.
'Omdat we er zijn' is het enige antwoord wat ik krijg. Nou ja, valt mee. Het kan sacherijniger.

Als we eindelijk afgestapt zijn zie ik waar we aangekomen zijn. We staan aan de rand van een enorme open plek in het bos. Het is een ronde soort put en aan de rand staan allemaal tenten opgesteld. In het midden ligt een groot kampvuur en er zitten allemaal mensen omheen te praten en te lachen. Nergens zie ik een spoor van 'die andere kinderen' waar Will het over had. Dan opeens zie ik een hele grote tent staan ergens links van me, aan de rand. Daar zal vast het 'kinderverblijf' zijn. Om mijn vermoedens te bevestigen steekt Will zijn hand uit en wijst naar de grote tent.
'Die tent is voor jou vannacht. Je deelt hem samen met alle andere kinderen. Nou, hup! Lopen, we hebben wel meer te doen vandaag.' op een drafje lopen we weg van de veiligheid van het bos het open veld op. Ik loop in de richting van de tent en Will blijft haken in het midden bij het kampvuur. Gelijk hoor je iedereen luid schreeuwen en lachen en Will een hand geven.
Blijkbaar is Will goed bevriend met deze mensen.
Bij de tent aangekomen, hoor ik allemaal geroezemoes van stemmen. Ik duw de grote tentflap opzij en gelijk is het helemaal stil. Ik word knalrood als ik door heb dat alle kinderen in de tent mij aanstaren.
'Uhh... Hoi!' stamel ik een beetje beduusd. Een meisje maakt zich los van een bed en komt op me af.
'Hoi ik ben Semaine en jij?'
'Ik ben Julia. Weet jij waarom we hier zijn?' tot mijn grote opluchting beginnen alle kinderen weer te praten en ik voel me gelijk een stuk beter. Ik haat het om in het middelpunt van de belangstelling te staan.
'Nee, ik heb eerlijk gezegd geen idee,' gaat Semaine op mijn opmerking in, 'niemand van ons weet het eigenlijk, sorry!'
'O, nee geeft niks. Echt niet! Ik was gewoon nieuwsgierig.' antwoord ik snel. Ik wil haar niet verdrietig maken. Ze kijkt meteen zo verdrietig.
'Aha, vandaar. Kom je bij ons zitten? Dat is misschien wat gezelliger.' ze kijkt meteen weer vrolijker en ze loopt voor me uit naar het bed van waar ze vandaan kwam. Voorzichtig loop ik achter haar aan, om en dwars door de groepjes kinderen heen lopend. Als we er zijn zie ik dat er nog meer kinderen zitten. Ze stellen zich allemaal voor. Deze namen heb ik kunnen onthouden: Sara, Jurian, Max en Odela. Die laatste vind ik een beetje appart, maar wel mooi. Al gauw raken we aan de praat en komt het gespreksonderwerp, jouw verleden, naar voren. 'Ik ben heel veel gepest vroeger. Ik moest altijd weer nablijven door die ettertjes en de leraren dachten echt dat ik het had gedaan.' biecht ik op.
De tranen staan in mijn ogen maar al snel worden ze weg gepoetst door de opmerkingen die de anderen maken. Het blijkt dat ze allemaal gepest werden en dat aan hun ouders vertelt hebben. Hun ouders belden een of ander geheimzinnig nummer en midden in de nacht werden ze uit bed getrommeld. En nu zitten ze hier. Net als ik. Raar is het wel.
Alsof dit een soort ik-word-gepest-help-me-kliniek is ofzo. Het heeft zoizo allemaal met elkaar te maken. Iets zegt me dat die rare mannen, die trouwens allemaal dezelfde, gare kleren dragen, er heel veel mee te maken hebben. Die cape's, die bogen, die messen... Ik ken het ergens van.
Net als ik wil vragen of de andere kinderen het misschien ook herkennen, word de tentflap open gesmeten en roept er een norse stem dat we allemaal naar buiten moeten komen.

De jacht op de JagerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu