Hoofdstuk 18

196 14 1
                                    

Ik word wakker van de ochtendgloren die mijn eenpersoons tent binnen dringen. Sem was na onze kus naar de grote tent gegaan omdat ik vond dat hij moest slapen. Eerst was hij het er niet mee eens, maar toen ik zei dat ik me alweer helemaal lekker voelde, stemde hij er toch mee in.

Nu ben ik wakker en kleed ik me snel aan. Ik loop de tent uit naar de waterput die ergens midden in staat. Ik plens wat water in mijn gezicht en gelijk ben ik klaar wakker. Ik kijk om me heen. Een paar Grijze jagers zijn al wakker en kijken me een beetje vreemd aan. Ze weten het vast nog niet dat ik appart gezet ben omdat ik bijna dood was.
Ik neem het ze niet kwalijk. Niet iedereen hoeft het te weten. Ik zie een gestalte op mij afkomen en zie dat het Will is. Ik ren op hem af en geef hem een dikke knuffel. Hij knuffelt net zo hard terug. Als ik opkijk zie ik dat hij lacht en ik moet ook lachen. Ik ben zo blij dat ik nog leef!

'Ik ben zo blij dat je nog leeft!' zegt hij en ik glimlach. Typisch Will, hij kan altijd je gedachten lezen.
'Ik dacht echt even dat we je kwijt waren.' hij zucht diep en zijn ogen staan droevig.
'Mij raak je nooit zomaar kwijt, Will. Onthoud dat goed!' hij lacht hard.
'Dat hebben we gemerkt!' reageert hij uitgelaten. Opeens word hij weer serieus.

'Je werd gisteren door iemand aangevallen!'
ik knik. 'Dat klopt. Jammer genoeg!'
'Heb je enig idee wie dat geweest kan zijn?'
'Nee.' ik geef eerlijk antwoord. 'Ik weet het echt niet. Ik heb er over nagedacht maar... Ik ken niemand hier die mij niet mag ofzo?'
'Hmm, vreemd. Maar weet je? Ik heb hem te pakken gekregen. Hij is hier!'
daar schrik ik wel even van.
'Waar dan?' vraag ik verbaasd.
'In die tent.' hij wijst naar een tent een eindje van de tent waar ik in geslapen heb vandaan.
'Mag ik hem of haar zien?' vraag ik zachtjes. Ik weet niet of ik het wel durf, maar wil toch weten wie het is.

'Het is een hij, en ja, dat mag je. Je mag er mee doen wat je wilt! Maar hou hem wel levend. We moeten hem nog ondervragen.' hij knipoogt.
Ik knik.
Ik denk dat dat wel gaat lukken. Tenzij... Mijn onderbuik gevoel zegt dat dit niet goed gaat komen. Ik kijk naar mijn voeten en wriemel met mijn vingers.
'wil je mee?' vraag ik snel.
'Ik wist wel dat je dat ging vragen.' hij grijnst. Onwillekeurig moet ik ook grijnzen. Will weet alles al voordat je het ook maar doet of gedacht hebt. Samen lopen we richting de tent.

'Oké, de eer is aan jou!' zegt Will en hij gebaart naar de tent.
'Danku, danku!' ik buig en duw in een keer de tentflap opzij. In het midden van de tent staat een stoel met daarop een jongen. Blijkbaar is hij niet zachtjes aangepakt want zijn armen zitten helemaal onder de blauwe plekken. Eigen schuld, dikke bult.
Hij heeft zijn gezicht afgewend voor het licht dat de tent binnenkomt. Ik ga precies zo staan dat mijn schaduw in zijn gezicht valt en hij kijkt op. Die ogen. Altijd donkerblauw en nooit eens aardig. Ik zal ze overal herkennen. Waar dan ook! En ik hoop dat ik ze nooit meer hoef te zien. Mijn lichaam wordt overspoeld door een haat gevoel.

'Julia!' zegt hij.
'Houd je bek!' is mijn antwoord, 'volgens mij had ik jou niet gevraagd om te praten.' ik hoor iemand naast me zijn adem naar binnen zuigen en vanbinnen lach ik. Ik was Will helemaal vergeten bij de aanblik van die jongen hier.
'Shit!' mompelt de jongen op de stoel waarvan ik héél goed weet wie dat is.
'Houd. Je. Bek! Jurgen van der Wal!' ik spreek de naam uit met zoveel afschuw dat ik het bijna uitspuug. 'Vreselijk, kut kind dat je bent.'
Jurgen lacht. Ik bal mijn handen tot vuisten om mijn woede te bewaren voor dat ene moment. Dat ene moment dat Jurgen eraan gaat. En ik zal niet twijfelen. Haat en woede stromen door mijn aderen, maar ik hou me in. Tenminste, nu nog wel.
'Nu durf je zeker wel hè, als ik vastgebonden zit?' vraagt hij met een uitdagende blik in zijn ogen.
Woest kijk ik hem aan. Alleen al met mijn blik probeer ik hem te doden. Ik haat hem zo!

'Maak hem los en ga dan weg.' beveel ik Will die nog steeds roerloos achter me staat.
'Ik word niet beveelt.' is het antwoord.
'Alsjeblieft, Will. Doe het gewoon.' ik smeek het bijna. Will haalt zijn schouders op en loopt naar Jurgen. Die jongen heeft lef, zeg. Hij kijkt nog steeds uitdagend. Het liefst zou ik zijn hoofd nu van zijn romp trekken.
'Je wint het toch niet,' zegt hij dan, 'je bent veelste slap!'
dat zal jij nog wel eens zien. Ik heb niet voor niks een maand lang lopen trainen. En liggen trainen. En zitten trainen...
Ik zeg niks terug en wacht alleen maar totdat Will weer terug is. Jurgen doet toch niks als Will er nog is. 'Will?' vraag ik. Hij knikt. 'Wil je alsjeblieft weg gaan en als ik je roep wil je dan terug komen? Ik red het wel!' Ik klink heel vastberaden, maar zeker weten doe ik het niet. Maar ja, niet geschoten is altijd mis, toch?

Will kijkt me even bezorgd aan, maar dan knikt hij en loopt de tent uit. Op dat moment heb ik gewacht. Ik draai me om en storm gelijk op Jurgen af, die dat niet verwacht. Ik knal tegen hem op en we vallen op de grond. Ik klim gelijk boven op hem en sla hem een keer in zijn gezicht. Hij probeert onder me vandaan te komen, maar ik pak zijn armen en klap ze naast zijn hoofd.
Ik ga met mijn knieën op zijn armen zitten en hij piept. Lekker voor hem!
'Waar... Heb jij... Dit geleerd?' hijgt hij.
'Helemaal nergens.' antwoord ik eerlijk. Ik doe dit volledig op mijn eigen instinct.
Met grote ogen kijkt hij mij aan.
'Dat meen je niet?'
'Ja dat meen ik... Aaah!'
Opeens komt hij met een schok overeind en ik vlieg door de lucht. 'Vuile vieze klootzak!' Met een klap kom ik op de grond. Ik adem diep in en uit en sta op. Wills hoofd piept om het hoekje van de deur. Ik zie dat hij een mes in zijn rechterhand heeft.

'ga weg Will. Ik red het wel. Dat zei ik toch!' snauw ik. Zijn hoofd verdwijnt weer. Ik storm weer op Jurgen af maar dit keer verwacht hij het en ik krijg hem niet omver. Dan maar een vuist in zijn gezicht.
Mijn vuist schiet omhoog en ik raak hem vol op zijn neus. Snel zet ik een stap naar achteren want ik ken de gevolgen. Ik ben net op tijd, want het bloed spuit eruit.
'Zo zo, jouw mooie neusje kan dus ook breken?' zeg ik schijnheilig.

'Kut kind.' piept hij. Ik zie de tranen in zijn ogen staan. Een kwaadaardige grijns verschijnt op zijn gezicht.
'Moet jij lekker zeggen.' blaf ik terug.
Het lijkt wel de kinderboerderij hier.
Hij laat zijn neus los en komt op me af. Met een sprong komt hij heel dicht bij.
'En dan gaan we nu eens kijken of je echt zo sterk bent als het lijkt.' Hij strekt zijn armen naar me uit. Opeens komt er weer een flashback boven drijven.
'Dacht het niet!' zeg ik vastberaden en trap hem keihard in zijn kruis. Hij zakt voor mijn voeten in elkaar.
'Zo,' zeg ik en ik klap in mijn handen. 'Ik hoop voor je dat je geen kinderen meer kan krijgen.' ik zwiep mijn loshangende, blonde haar over mijn schouder en loop weg. 'Tsss, en dan zeggen dat meisjes slap zijn en niet kunnen vechten. Phu, sukkel! Bij deze is het tegendeel bewezen.' mompel ik nog voordat ik door de tentdeur heen verdwijn.

'Will,' zeg ik als ik buiten kom. 'Jouw beurt.' ik geef hem een knipoog en hij grijnst. Hij verdwijnt de tent in en ik hoor wat gestommel en gemompel. Dan begint er eentje hardop te praten en ik loop weg. Ik denk niet dat ik dit wil horen. Het kan er nog wel eens hard aan toegaan met twee van die mannen onder elkaar...

De jacht op de JagerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu