3) Een nieuwe stuurman?

139 13 0
                                    

Het was heerlijk weer, dat kon echt wel gezegd worden. De zon scheen nog steeds even hard als dat ze dat deed in Nederland en er was amper een wolkje aan de hemel. De zee was kalm en de wind blies strak en ongestoord. De zeemeeuwen vlogen rond de masten en het kraaiennest.

"Heerlijk weer buiten" besloot Martijn toen hij het raam op een kiertje zette. De kapitein knikte.

"Heel mooi weer inderdaad. We boffen" en hij nam weer een slok uit zijn glas. Martijn had maar een beetje gedronken. Hij is heel voorzichtig met alcohol.

Ook al heeft hij zijn zeeziekte overwonnen. Het evenwicht is er nog niet helemaal. De zeebenen zijn aan het komen.

"We gaan een frisse neus halen Martijn."
Zonder nog iets te zeggen staat de kapitein op en loopt naar buiten, brug op. Martijn volgde.

"Ik hoop dat je moeder het goed vind. Het zou stom zijn om heel die reis af te leggen en geen goed nieuws te krijgen."

"Zo moeilijk zal ze niet doen. Ze weet ergens wel dat het beter is."
"Denk ze dat? Vreemd. Maar ja, als ze nee zegt betaal ik nog steeds je sch..."
Martijn protesteert "kapitein, ik ga niet naar school, als ze nee zegt kan ik nog steeds mee varen. Daar heb ik haar niet voor nodig."

De kapitein kon flauw lachen om wat Martijn zei. Hij kon zichzelf er in vinden maar weet dat het niet de beste keuze is voor een intelligente knul als Martijn.
"Kom knul, jouw beurt om het roer te houden."

Martijn schrok. Hij, het roer houden? Nu?
"Neem altijd wat ruimte tussen je twee handen. Dan kan je snel keren en heb je minder last van je armen op het einde van de dag. Goed kijken. De grootste golven proberen ontwijken maar die zijn er gelukkig nu niet. Probeer op de wind te letten en stuur bij indien nodig. Zie? Twee steken bakboord."

De stuurman stond erop te kijken nadat de kapitein had overgenomen. Martijn was eerder zenuwachtig tot, zeg maar bang. Zo een groot schip alleen leiden?
Gelukkig dat er amper golven zijn en een heldere hemel.

De kapitein wenkte hem weer bij zijn gedachten. "Kom."
Martijn kwam voorzichtig dichterbij. Jij houdt de linkerkant vast, ik de rechterkant. Let vooral op de wind. Duwde die ons bakboord? Of laat die ons draaien? En als er nu hogere golven zouden zijn, laten die ons van koets veranderen?"

De kapitein keek op de kaart die op de houten kaartentafel naast het roer lag.
"Zie je? We zitten nu, als ik het juist zie aan de kust. Voor Frankrijk."
De kapitein wees een beduidzaam stukje kust aan van ee land waar France in stond geschreven met krulletters.
Het ondiepe water was lichter gekleurd dan open zee.

"Blijf altijd van die blauwe kleur weg. Vooral als je veel lading aan boord hebt. Hoe dieper de kiel, hoe gevaarlijker het wordt als je in ondiep water vaart. En een kapotte kiel is slecht ge herstellen. Menig schip loopt op deze manier op de klippen."

Martijn moest slikken. Frankrijk, of dat was toch het land dat de kapitein noemde was net als Nederland daarnet een vage grijze streep onderaan de horizon. Op de kust branden twee vuren ettelijke meters boven de zeespiegel en de vage ranke silhouetten van scheepsmasten tekenden zich af tegen de blauwe lucht.

"Vertrouw alleen de vuren van een haven. Het kunnen strandjutters zijn. Het enige waar ze op uit zijn is de lading van schepen. Voedsel maar ook specerijen en stoffen tot gebruiksvoorwerpen. En het liefst nog edelmetaal zodat ze levenslang kunnen rentenieren. Een vuur overdag is relatief onschadelijk maar op een strand, bij avond en nog erger bij nacht is niet te vertrouwen."

"Bent u al eens beroofd kapitein?"
De kapitein schudde van niet.
"Maar onze tweede stuurman hier wel. Vraag maar."
En de kapitein schakelde over op gebroken Spaans. "Hei, vertel Martijn eens over de strandjutters die je te pakken hebben gehad?"

De stuurman trok een grimas over zijn gezicht en begon in het Engels tegen Martijn te praten.

"Wel, ik heb een tijdje gevist. Toen ik, laten we zeggen, een jaar of 17 was. Ik viste voor de Engelse kust op zoek naar.. Ik weet zelfs de soort niet meer maar ik heb strand vuren verward voor bakens van een haventje. Ik ben ernaartoe gevaren en op de kust gestrand. En uiteraard onmiddellijk overvallen."

"Wat had je aan boord?" vroeg Martijn nieuwsgierig.
"Betrekkelijk weinig. De vangst was mager, ik had vooral werk gerij aan boord. Mijn netten en drie messen hebben ze me gejat. Van daaruit ben ik ook voor het eerst in de piraterij gestapt. Ik was jaren een piraat. Nu ben ik een kaper."

Martijn herinnerde zich de woorden van de kapitein. "Wij zijn kapers knul, kapers. Da's heel wat anders."

Het haventje verdween uit het zicht van de Parel.
"Martijn, jouw beurt."

De kapitein liet zijn helft van het roer los. Martijn klemde onmiddellijk beide handen om de steken van het schrikken De kapitein stond erop te grijnzen. De stuurman vond het vooral grappig.

"Je hebt er wel aanleg voor hoor Martijn. Misschien nog wat zeebenen kweken maar het gevoel heb je wel."

Af en toe maar stuurde de kapitein bij. Voor enkele foutjes, koers bijsturen of omdat Martijn niet doorhad war hij aan het doen was.

"Binnenkort leer ik je nog veel meer."

---

Foto 'De Dordrecht ' 1618

Oorlog om de Parel - BOEK 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu