8) Op zoek naar de Engelsen.

90 8 0
                                    

Martijn droogde zijn tranen. Hij moet iets doen. Iets is genoeg.
Hij steekt zijn hoofd van achter de ton. Niemand.
De soldaten hebben hem dus niet kunnen of willen volgen.

Voorzichtig kroop hij tevoorschijn. De straat is leeg. De middagzon kruipt al langzaam weg. Hij heeft in ieder geval nog tijd zat om op z'n minst uit te zoeken waar ergens de kapitein zich bevind.

Zijn moeder zal het wel niet weten. Die komt toch amper buiten.

"Meneer? Sir? Weet u hier ergens een Engelse soldaten post zijn? Een fort misschien?"
De man wist van niets.

Waarom zou die vent ook.
Boos liep Martijn naar de volgende.
"Meneer, is hier ergens een Engelse soldaten post?"

Zelfde antwoord.
Was hier eigenlijk wel iemand van zin om te praten?

En toen kreeg hij een idee. Zijn oude vrienden. De oude onderkruipers. Vroeger maakten ze hem bang met verhalen van de Vliegende Hollander. Nu pakt dat niet meer.

Met een beetje meer moed liep Martijn naar de pakhuizen van de haven. Daar hingen ze meestal rond. Om koffiebonen te stelen of wie het echt nodig had kon er een beetje werken. Hoe minder last iemand wou dragen des te meer betaalde die voor een extra paar armen.

Martijn zag de pakhuizen en onmiddellijk drie van zijn oude vrienden.

"Ah Martijn. Kom jij ook nog eens."
"Lach maar, ik ben de adoptiezoon van de grootste Nederlandse kaper van het moment. Johannes Corneliszoon Mulder."

Slechts één van hun wist over wie het ging maar reageerde daar wel heel verbaasd over. "Heb jij dat gedaan gekregen? Verdomme Martijn da's straffe kost."

"Ik heb een vraag voor jullie. De kapitein is een half uur geleden hier in de stad gearresteerd door Engelse soldaten. Ik heb die hier nooit eerder gezien maar ze zijn er dus. Waar is hun hoofdkwartier? Ik moet de kapitein bevrijden. De prins zal razend zijn en wie weet wordt het oorlog."

De drie jonge mannen. Alle drie van Hollandse afkomst waren verbaasd. Alleen de oudste van de drie, Pieter, geloofde alles wat Martijn zei doordat hij min of meer wist wat er gaande was in de omgeving.
"Kom vanavond terug. Ik neem je mee."

Martijn was in de wolken. Eindelijk iemand die van iets wist. "Ik zal er zijn."

Met een opgelucht gevoel keerde Martijn huiswaarts. Zijn moeder had alweer een geweldige ontvangst voor hem.

"Goed dat je er bent want nu is het voor te blijven. Je komt het huis niet meer uit."
Martijn voelde aan zijn stijgende hartslag dat hij boos werd.

"Ik ben volwassen zegt dat dan. Ik ben een man geworden zegt dat. Ik mag het huis niet eens uit. Net of ik ben een baby. Ik heb kannonades overleefd. Wat kan er gevaarlijker zijn dan dat? De pakhuizen?".

Martijn zweeg voorlopig over de kapitein. Dat leek hem het slimst.
Boos liep hij naar de buitenkoer waar hij, uit oude verveling tekeningen begon te maken. Net als vroeger met hompjes houtskool. Het enige dat hij kon en wilde tekenen was De Hollandia.

Hij verdeed er wat tijd mee. Tot zijn moeder riep dat er eten was.
Met tegenzin sjokte Martijn weer naar binnen. De pap die hij voorgeschoteld kreeg deed hem denken aan de pap van de vorige scheepskok Emile, die van Frankrijk afkomstig was. Het smaakte verschrikkelijk. Hoe had hij ooit dit lekker gevonden?

"Ik eet liever Leidse Hutspot" mompelde hij, een beetje om de discussie weer op te flakkeren.
"Zwijg over dat eten! Of is het niet goed genoeg?"

"In Nederland smaakte het beter, verser. En niet zo duur ook niet. En het is er leuker dan hier. Veere is mooi, Amsterdam ook. Waarom verhuizen we daar niet naartoe? Er is plaats zat op de Parel en je kan er snel een huis kopen. De kapitein wordt zo betaald voor een opdracht en dan kan je mee, terug naar Nederland."

"Ik ben het daar volledig ontvreemd. Ik heb daar niets te zoeken."

Boos liet Martijn zijn lepel in het bord vallen. "Ik trap het hier af. Terug naar de Parel. Als je mee wilt, je weet waar ik ben."

Nu heeft ze nog bedenktijd ook want de kapitein bevrijden is andere kost.

Zijn moeder protesteerde verbaal niet. Martijn haastte zich naar de pakhuizen.
En Pieter was er zelfs al.

"Kom gauw mee. Hoe minder mensen ons zien hoe beter. Die Engelsen zijn op hun privacy gesteld."

Privacy? Met zo'n machtsvertoon? Vast.

"We moeten een stuk de klif aflopen. Ze hebben het oude fort weer ingenomen. Waarom is niet geweten. Er wordt gezegd dat ze van hieruit Nederland wil lastigvallen. Onzin natuurlijk want daarvoor zijn ze met niet genoeg.

Ze zijn hier om te blijven. Ik weet van mijn baas, Rembrandt Claes dat er geen Engelse schepen in de haven liggen die ook maar iets met soldaten te maken kunnen hebben."

Martijn was enthousiast.
"Heb je werk?"
Pieter knikte "hij is koffiehandelaar. Jullie vracht ligt bij ons in het pakhuis. Daarom was ik ook de enige die je geloofde over de Hollandia."

Nog voor Martijn en antwoord kon geven duwde Pieter hem tegen de grond. "Sjt. Ze hebben vast wachters."

Voor hun. Op ettelijke meters van de klif verwijderd, goed verborgen in de jungle lag inderdaad een fort.

"De oude weg is maar open gemaakt tot hier. Er moet een nieuw pad zijn maar die ken ik niet."

"Pieter, dit vergeet ik nooit."
"Geen dank. Ik weet best wel dat ik je niet meer bang kan maken met de Vliegende Hollander. Nu mogen de Engelsen dat in mijn plaats doen."

Martijn gaf hem een stomp.
"Breng ze niet op ideeën."

---

Foto:

Kopergravure door H. Kobell Jr. Voostelling van de rede van Kaap de Goede Hoop (Zuid Afrika). Op de voorgrond is een fregat afgebeeld dat saluutschoten vuurt. Op het fregat wappert een vlag van de Amsterdamse kamer van de Verenigde Oostindische Compagnie.

Onderschrift van de gravure: 'REEDE VAN DE KAAP DE GOEDE HOOP'.

Deze prent werd vervaardigd tussen 1750 en 1784 hangt nu in het Fries Scheepvaart Museum.

Oorlog om de Parel - BOEK 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu