27) De vlucht

79 7 1
                                    

De jol was terug gegaan naar het gekaapte schip.
Admiraal Tulp, die nu pas te horen kreeg wat er aan de hand was protesteerde binnensmonds. Maar hij kon niet anders dan toegeven dat Willem het goed gedaan had en dat de kapitein er goed aan had gedaan zich te verstoppen.

De admiraal staarde door zijn verrekijker.
"Die gaan ons toch niet aanvallen?"
"Volgens de stuurman hebben ze daar te weinig capaciteit voor."
"Goed! Dan kan Johannes alsnog aan land."
"U beseft toch dat zij ons ook aan het bespieden zijn? Als we de kapitein in een jol zetten knallen ze hem alsnog af! Vannacht. Dan kan hij aan land."

Tulp zeurde dat hij de kapitein van boord wilde hebben maar hij kon er niet onderuit. Boos duwde hij zijn verrekijker in.

Johannes staarde over de reling. Benson stond naast hem.
"Heb je spijt dat Martijn dit alles voor jou gedaan heeft?"
"Ik ben de Parel waarschijnlijk kwijt. Maar ik heb Martijn en mijn leven nog. Dat is een troost."
"Een troost misschien wel. Maar je bent een zeeman. Je hoeft het niet te zeggen. Ik voel dat je de Hollandia niet kan laten."

Johannes keek Benson aan.
"Ik weet nu al wat er fout zal lopen. Niemand kent dit schip beter dan ik."
"Dan is dat Tulp z'n eigen schuld."

Johannes liet de reling los en deed een stap achteruit.
"Ze zullen merken dat de bemanning alleen maar aan mij trouw is. Al een geluk dat Willem een goed stel hersenen heeft. Maar Tulp zal het zich beklagen."

"Ik weet het, ik weet het."
Johannes keek zijn pleegvader aan.
"Mijn testament ligt op mijn bureau. Waak er alsjeblieft over. Ik vertrouw tulp niet. Geef de brief aan Martijn als het voor mij te laat is."

De kapitein werd er emotioneel van. Hij had zich nog nooit zo bedreigd gevoeld.
Hij omhelsde Benson.
"Waak jij over het schip?"
Hij knikte.
"Reken op mij Jan."

De twee staarden terug over de reling.

Martijn kwam aanlopen.
"Over een uur zal de jol klaarliggen."
Hij wist dat dit het moeilijkste stuk voor de kapitein was.
Hij knikte.
"Wij zijn klaar. Wanneer ze maar willen."

De schemer kwam snel en de kapitein gaf zijn laatste order.
"Attentie!"
Iedereen stond op dek.
"Vanaf nu wordt het gezag overgedragen aan admiraal Tulp en zijn kapitein. Voor God en Vaderland!"

Iemand riep vanuit het publiek. Martijn en Johannes herkenden de stem van Benson.
"Wat is uw laatste order kapitein?"

Hij zuchtte.
"Doof alle lichten! Laat een roeiboot naar beneden!"
Zijn stem brak.
"Martijn en ik gaan aan land."

Hij stak wild zijn vuist in de lucht.
"Voor de overwinning!"
De bemanning brulde als wilde dieren net voor ze de arena werden binnengelaten. Willem rilde ervan.

Dat deed Martijn er elke keer weer aan denken dat het kapers en piraten zijn. En geen koopvaardij.
De mannen brulden en sloegen met hun vuisten in de lucht.

Martijn gooide zijn bagage in de jol. De kleinere zak van Martijn volgde.
De jol werd neergelaten terwijl iedereen salueerde.

Toen de jol zo zacht mogelijk het water raakte ging Johannes de ladder op en langs de andere kant van de boeg reling er weer af, de boot in. Martijn volgde. Maar verder niemand.

De kapitein roeide zelf naar de kust. Ze waren aan de bakboord zijde van boord gegaan omdat het gekaapte schip aan stuurboord lag.

De kapitein roeide weg.
Martijn keek achterom naar het in duisternis gehulde schip. Het was heel snel donker geworden. Waarschijnlijk gaat het regenen ook. Anders was het nog licht geweest.

De kapitein was emotioneel maar hield zich bijzonder sterk.

Martijn draaide terug naar de kapitein. De stroming was rustig en er was geen wind.
"Moeten wij ook in een hotel zitten?"
"Moeten wel. Maar wie gaat dat controleren?"
Hij grijnsde geforceerd. Het zag er niet uit maar dat kwam door de emotie.

De Parel met haar hoge masten die zonder zijl hen nawuifden werd steeds kleiner. De kapitein roeide met kracht.
Hopelijk had niemand hen gezien. Maar het leek erop van niet. Anders waren ze waarschijnlijk met het geweer al neergeschoten.

Martijn keek de rest van de tijd naar het mooiste Nederlandse schip ooit gemaakt.
"Ik mis het nu al" fluisterde hij.

De kapitein gaf er geen antwoord op. Waarschijnlijk zat hij bij zijn gedachten nu bij een feestvierende Tulp.

Aan de dokken aangekomen stonden er mensen hen op te wachten. De oranje sjerp vertelde genoeg.

"Johannes en Martijn?" vroeg iemand.
"Aye dat zijn wij!" riep de kapitein nog voor ze deftig en wel aangemeerd waren.
"Wij hebben een kamer voor u geregeld. Aan niets zal het u ontbreken. Willem heeft u als zijn eigen gasten uitgenodigd."

Terwijl de kapitein het bootje vast bond mompelde hij.
"Die goeie Willem ook."

De zakken werden aan wal gezet. Martijn klom als eerste aan wal nadat de kapitein hem gebaarde. Daarna kwam hij zelf. Martijn schudde de twee prinsgezinden en de anderen de hand.
"Jongeheer."

Martijn knikte.
Voor de kapitein werd eerst gesalueerd en dan werd hem ook de hand geschud.

"We moeten toegeven dat we het beiden, zelfs Willem zeer jammer vinden dat u uit uw functie bent ontslagen. We hoopten dat u ze strategisch aan ging kunnen."

De kapitein knikte dankbaar en wat meer opgevrolijkter nu.
"Ja, was het maar zo. Maar het schip komt nu tot haar recht. Hoe zeer het me ook pijn doet. Ze kan eindelijk doen waar ze voor gebouwd is."

De man zonder hoed knikte.
"Tja, hoe jammer het ook is."
"Kom hier ouwe rot!" riep de kapitein plots naar een andere man in het hoopje zeelui.
Hij omhelsde de enige hoed loze man.

"Martijn! Maak kennis met Constantijn en zijn zoon Marinus."
De kapitein slaakte een zucht.
"Constantijn hier is de broer van mijn vader."

Martijn sperde zijn ogen wijd open. Dat had hij nooit gedacht!

"Oom, maak kennis met Martijn. Een beste jongen en bovenal mijn adoptie zoon. En hij heeft een goed gevoel voor zijlen!"
Martijn wilde niet blozen maar hij deed het toch. Gelukkig valt het niet zo op in het donker.

"Er is hevige regen voorspeld Jan. Binnen wacht er koffie op ons. Zullen we?"

Oorlog om de Parel - BOEK 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu