6) De Parel blijft aan wal.

125 8 1
                                    

De kapitein trok een propere broek aan terwijl Martijn met emmers het badwater uit de tobbe schepte en door het raam naar buiten gooide. Martijn had eerst een bad genomen. Het schip lag er leeg bij. Kostbaarheden werden verborgen voor eventuele havendieven.

De bemanning die hier thuis hoorde kon afschepen. Een kwart van de bemanning was met alle luttele bezittingen die ze over hielden van boord gedaan nadat ze hun contract bij de kapitein hadden getekend en kregen loon of een loon brief van de Nederlandse overheid.

De overige bemanning deed zich in het grotendeels lege, kleine ruim te goed aan een stevige maaltijd van Sam. Roggebroden, haring, aardappel soep en er was voor iedereen een appel en een kruik fris water. Het grote ruim, dat volledig was leeggehaald was in constructie.

Een deel van de bagage hadden ze overboord moeten gooien, de rest lag in een opslagplaats van een hulpvaardige Nederlandse koffiehandelaar.

De romp en nog het meest de kiel was op veel plaatsten zwaar beschadigd. Één plank was verdwenen. Twee anderen waren kapot. Ze waren duidelijk doormidden gegaan. Bovendien bleek de romp van het schip vol te kleven met schaaldieren en wieren. Met een grote zucht had de kapitein dan maar toegezegd in het verwijderen ervan. Deze schelpdieren vertragen immers het schip.

Het bad had hem echter deugd gedaan. Hij was weer wat opgewekter. Tenslotte gingen ze de moeder van Martijn opzoeken. Hopelijk zou ze toezeggen in de adoptie. Een handtekening, kruisje of zelfs duim afdruk is genoeg.

Martijn kamde met een borstel zijn haar door. Ook hij droeg propere kleren.
"Vanmiddag is het moment."

De kapitein kon slecht verstoppen hoe benieuwd maar ook hoe gestressed hij was. Hij verloor de belangrijke enveloppe niet uit het oog. Martijn trok zijn schoenen aan. Hij had zijn voeten beter moeten afdroegen. De zijn voet zat vast in de linkerschoen.

Met een luide kreun lukte het.
"Zijn ze te klein?"
Martijn schudde van niet.
"Ik heb dringend kousen nodig denk ik."
De kapitein moest er om lachen.
"Dat verkopen ze vast wel ergens."

Samen liepen ze de deur uit. Het dek was ontruimd. Alles was leeggehaald. Alleen werklieden waren op dek aanwezig. De rest zit beneden. De kapitein liep als eerste over de loopplank.
"Val hier niet in, het is diep."

Het droog gelegde dok vormde inderdaad wel een flinke afstand naar beneden. Martijn bande die gedachten en liep zo snel als hij kon naar de vaste grond.

De Kaap. Het leek alsof Martijn hier nog nooit geweest was. De haven had hij nog nooit van deze kant gezien. De kapitein leek wel te snappen welke kant het op was. De uitgang van het werk dok had hij in een wip gevonden. De weg in de stad kende hij uiteraard niet.

"Zo knul, nu ben jij de gids. Ik heb je in Veere rondgeleid, Kaap Die Goeie Hoop zal ook wel lukken."
Hij sprak de naam op z'n Afrikaans uit. Dat deed Martijn nooit. Hij bleef bij zijn Hollands. Die Afrikanen verstaan hem en hij kan de taal ook wel spreken. Hij doet het nooit. Waarom zou hij ook. Hij moet zich niet aanpassen aan hun. Zei spreken ook geen Nederlands.

Martijn herkende de stank van viswinkels en cafés die hij maar één keer in zijn leven had durven bezoeken.

De straten waren nog net zo onafgewerkt als ze dat twee jaren geleden al waren. De troosteloosheid werd nog een beetje goedgemaakt door de heerlijk warme zon die er stond.

Martijn stopt aan een huis. "Hier kapitein."
Hij zag zijn moeder achter het aangeslagen, vieze glas zitten. Wachtend op de verdwenen echtgenoot en waarschijnlijk op hem ook.

Voorzichtig klopt hij op de deur. Het voelde als aankloppen bij een vreemde. Zijn moeder deed open.

Martijn stapte binnen.
"Dag moe."
Hij had het op zo een manier gemompeld als dat hij zich voelde. Beschaamd.
Zijn moeder was sterk verandert.

Oorlog om de Parel - BOEK 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu