38) een nieuwe reis

49 5 0
                                    

Martijn zat op een kar naar de dokken. Het was niet ver, maar dan moest hij niet lopen.

Alle schepen lagen in de haven. De Nederlandse toch. De Engelse schepen lagen nog verspreid op het water.
Martijn zag de schade van de schepen nu van dichtbij.

Kanon inslag gaten. Kogel gaten. Zijlen waar bijna niets van over bleef.
Martijn keek met gruwel om zich heen.

De Johanna lag reddeloos verloren aan het dok. Helemaal lek geschoten, geen enkele mast stond nog overeind.
Martijn voelde de enorme zonde en nutteloosheid van al dit alles.

Verderop lagen er steeds meer schepen. Grotere en kleinere.
Allemaal beschadigd.
W.I.C vlaggen hingen nog hoog.
Hij had nooit gedacht dat de Nederlandse vloot hier eerder zou zijn. Maar het was ze gelukt.

Meldingen van vissers kwamen binnen. De Engelse oorlogsschepen lagen buiten Nederlands Indië. Voor niets naar hier gekomen en nu de reis terug naar huis klaarmakend.

Waarschijnlijk opnieuw met tussenhaven in de Kaap. Martijn herinnerde zich dit avontuur. Het was hachelijk geweest. Er was van alles tegelijk gebeurd.

Nederland was de Kaap waarschijnlijk snel kwijt. Dat zat eraan te komen. De Engelse druk werd te groot. In het beste geval werden de Nederlanders het land in gejaagd. In het slechtste geval kwamen er weeral bloedbaden van.

Maar dan wilde Martijn er niets meer mee te maken hebben. Hij draaide zich even om. De Parel!

Ook net na een oorlog zag ze er nog majestueus uit. Rank en hoog. Masten met de vaandels van Oranje en Nederland er nog in. Vlaggen en seinvlaggen. Kanonsgaten.

Martijn zag vanuit de kar de gaten in de romp. Hij geloofde niet dat ze zoveel geluk hebben gehad. De gaten waren in de ogen van Martijn immens. En toch waren ze werkelijk aan het ergste, gewoon erg al, ontsnapt.

Martijn was bijna vergeten dat hij daar gestaan had. En niet even. Nee, heel lang. De houtspaanders vlogen hem rond de oren en in zijn been.
Hij kreeg en spontaan pijn van en greep naar zijn been.

De kar stopte aan de Parel. De menner stapte af.
"Zo. We zijn aan het schip."
De man was gelukkig zo vriendelijk om Martijn zo goed en zo kwaad, maar bovenal met zo weinig mogelijk pijn naar beneden te helpen.

Martijn leunde tegen de kar. Het paard snoof toen hij dat deed. De menner nam de krukken uit de kar en gaf ze aan Martijn.

De menner was in dienst van de W.I.C. Hij hoefde zich dus geen zorgen te maken over geld.

Met zijn krukken hinkte hij naar de Hollandia. Martijn kon zich de blik van zijn ouders inbeelden. Gelukkig hadden ze er niets over te zeggen. En tegen de tijd dat ze in de Kaap waren was het al bijna genezen.

Martijn kwam aan het schip aan.
De loopplank lag uit. De mannen waren aan boord bezig met herstellingen. Dingen in orde brengen. Bevoorrading. De stem van de eerste Stuur klonk over het dek heen.

Martijn zette de eerste stap op de loopplank. Het liep niet makkelijk zo omhoog. Maar het ging.

Toen hij boven was en de manen keken naar hem, floot de eerste stuur.
De mannen rechtten de rug en salueerden. Ze hieven de hand tegen het hoofd voor Martijn.
Toen iedereen dat gedaan had klonk er applaus.
En geen beetje.

"Welkom terug Martijn!"
Dat was Benson.
Martijn wist even niet goed wat er gebeurde. Zijn mond viel letterlijk open van verbazing.
Het applaus bleef duren.

Martijn werd door enkelen van de loopplank de reling over geholpen.
"Je hebt het fantastisch gedaan knul. En je hebt een heel goede engelbewaarder."

Benson schudde Martijn de hand.
Hij lachte op zijn gemak komend. Een applaus. Voor hem!

De kapitein kwam tevoorschijn uit de deur van zijn kajuit.
"Martijn!"

Zijn stem was gevuld met enthousiasme.
"Klaar voor een reisje terug naar Afrika?!"
De kapitein was het zeker niet vergeten!

"Aye kapitein!" riep Martijn met vreugde in zijn stem. Eindelijk rust.

Doen wat de Parel moet doen. Als een prinses over de golven dansen en verre oorden opzoeken.

Oorlog om de Parel - BOEK 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu