25) Vijand in zicht.

49 7 0
                                    

Martijn stond in gezelschap van een hele delegatie op dek.
De Wilhelmus was niet meer van de kust terug gekomen.
"Waar is Cor nu?"

Kapitein Willem keek hem aan.
"In een hotel dat voor hem geregeld is. En waar hij niet meer uit mag komen."
Martijn zag hoe de kapitein snel zijn hoofd draaide. Alsof hij als een vogel in een gouden kooi bleef zitten. Nee. Dat deed hij niet. Martijn wist het.

De admiraal en kapitein Willem regelden de munitie leveringen en zowat alles dat daarbij hoorde.

Martijn kon het niet verkroppen dat hij van het schip moest. Hij was net officier geworden en nu moest hij van het schip af.

De kapitein had erop gestaan dat hij de papierwerk niet zou doen. Als hij dan toch van het schip af werd gezet moesten ze het zelf ook maar uitzoeken.

Hij speurde de horizon af. Alles wat ook maar kon wijzen op een brits schip wilde hij gezien hebben.

En na een onnodige en zenuwslopende tijd verscheen plots een streepje aan de horizon.
Te klein om te zien van waar.

De kapitein keek door zijn verrekijker.
"Tegen de avond ligt hij voor de kust. Dan weten we het meteen."

"Dat zijn uw zorgen niet kapitein. Dat is het sein dat u vanavond naar de kust moet."
Johannes hield het niet meer en greep de admiraal bij de kraag. Moeilijk was dat niet want hij had een enorme kraag om.

"Dit is mijn schip admiraal! En dat van de V.O.C.!
Jij hoort bij geen enkele van de twee. Het bevel heb je vanavond pas!"
Hij siste "ik hoop voor jou dat je succes vol bent."

Martijn beet op zijn liep. De admiraal wad net iets te enthousiast om het bevel te mogen hebben over de Hollandia. Het had de kapitein razend gemaakt.

"Johannes."
"Kapitein! Hoor je me? Het is kapitein!"
Ondertussen was hij al hoog aangelopen.

"Hoort u dat kapitein Willem? Het gevaar dreigt en hij kan er niet mee overweg!"
"Admiraal. Laten we dit niet doen. En kapitein! U moet nu ophouden!"

Woedend en helemaal rood liet de kapitein admiraal Tulp los. Boos stormde hij zijn kapiteinshut in.

Martijn liep achter hem aan nadat hij eerst een verwijtende blik wierp naar Tulp. Kapitein Willem maande de admiraal voorzichtigheid in met zijn blik.

De kapitein ijsbeerde woest in zijn hut rond.
"Ik kan die Tulp niet uitstaan! Was het al maar een bloembol. Had ik er ten minste een pint van kunnen kopen!"

"Kapitein hij is het niet waard."
"Weet ik en ik kan zijn gezicht toch nog steeds niet uitstaan!"

De kapitein gooide zich in zijn stoel en trok zijn hoop messen.
Als een wilde man begon hij ze naar de roos te gooien.
En hij werd nog furieuzer toen hij er eentje mis gooide.

Johannes bleef de rest van de dag in zijn hut. En hij zei niets. Hij liep van zijn stoel naar zijn bed en dan naar de kast, keek uit het raam en ging dan weer op de stoel zitten. Martijn zat op zijn eigen stoel niets te doen. Hij dacht wel aan dingen, vooral hun avonturen. Maar in het algemeen staarde hij voor zich uit.

Martijn ontwaakte uit een roes van niets doen toen de kapitein plots heel diep zuchtte en rechtstond voor de zoveelste keer.

Hij nam een jute zak en liep naar zijn kast. Het uren durende werk van Martijn om alle kaarten te sorteren sloeg hij in de wind en begon bezeten de rollen in de zak te stoppen. Hij was boos en haastte zich maar lette erop dat hij ze niet beschadigde.

Toen alle kaarten in de zak pasten, wonderlijk genoeg, begon hij andere en meer persoonlijke spullen in te pakken. Messen in hun schede, wat brieven, notities, zijn logboek, en een minimale hoeveelheid kleren.
Een zwaard ook nog.
En een wat logischer iets.

De kapitein liep naar het bed van Martijn en tilde zonder pardon de matras op. Het laken zakte naar beneden en het kussen viel aan zijn voeten. De kapitein trok een zak uit het bed. Martijn staarde met zijn mond vol tanden naar de zak.
Het geluid van héél veel geld in een zak kende hij ondertussen al. Maar dat het onder zijn bed lag?

Hij keek Martijn een seconde aan met waterige blauwe ogen. Hij had vast gevoeld dat hij naar hem aan het kijken was. Hij knipperde en keek hoe hij de munten zak in de grote zak liet glijden.

Hij wist wat het betekende.
Zijn gierige tikje, een toekomst, zekerheid, onderdak en voeding. En alles om het niet verloren te laten gaan.

De kapitein wist dat het een brits schip moest zijn. Anders had hij nog gewacht om van boord te gaan. Zijn haast getuigde echter dat hij het wist en hun huid ging redden.

Hij knoopte de uitpuilende zak zo goed en zo kwaad mogelijk dicht. Zonder een woord te zeggen of Martijn zelfs een te kijken liep hij naar de deur.
Hij legde zijn hand op de knop.

Voorzichtig deed hij de deur open op een kier.
Hij keek naar buiten.
Martijn zag hoe hij van rood aangelopen naar lijkbleek veranderde in wat leek een halve seconde. Hij gooide de deur met een klap weer toe.

"Vlug Martijn! Verberg je! En maak geen geluid!"

Het kriebelde gewoon om hier nog een keer een hoofdstukje van te schrijvens. Ik heb (eindelijk) uitgevonden hoe het kan eindigen. Ik wist het simpelweg gewoon niet. 😞

Maar nu wel!!!

Oorlog om de Parel - BOEK 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu