02

1.9K 118 72
                                    

"We moéten hem vinden, Bubbel!"

Mijn handen waren diep in mijn zakken gestoken en mijn rode muts was over mijn donkerblonde plukken getrokken. Ik droeg een donkerblauwe winterjas met een wollen binnenkant en een hoge kraag.

Bubbel en ik glibberden over het schoolplein, het was maandagochtend en het had de hele nacht gevroren. Gisteren waren we naar de club geweest, vandaag leefden we op asperines. Toen ik thuis kwam, was ik direct in slaap gevallen, maar toen ik vanmorgen wakker werd, was het enige waar ik aan kon denken die aerodynamisch-jongen.

Ik had geen flauw idee wat aerodynamisch betekende trouwens, maar ik was klaar om dat te ontdekken.

"We moeten hem vragen wat aerodynamisch betekend!" proestte ik uit terwijl we rillende mensen passeerden. Bubbel keek me ondoorgrondelijk aan.

Ik had vanaf het moment dat ik wakker werd tot nu, alleen nog maar aan een plan gedacht om de jongen van gisteren te vinden. Om de een of andere reden kon ik hem niet uit mijn hoofd krijgen, alsof hij tegen mijn brein was aangeplakt.

"Finn..." begon Bubbel onzeker. Ik keek hem bekritiserend aan.

"Nee."

"Ik denk niet dat we hem gaan vinden."

"Natuurlijk wel. Ik wil weten wat aerodynamisch betekend."

Bubbel keek me geïrriteerd aan.

"Wat?"

"Raadpleeg Google, Finn, een woordenboek desnoods," snauwde Bubbel geërgerd. Het was wel weer duidelijk dat hij zijn acht uur slaap nodig had.

Schimmelbrein, hij begreep er niks van.

Ik moest het aan de jongen zelf vragen. Daar was geen reden voor, niks geen woordenboek. Het was belangrijk, het voelde slecht om het op te zoeken, alsof ik iets aanpaste wat niet terugveranderd kon worden, wat aangetast moest worden op een speciale manier.

Ik liet mijn vingers spelen met de papiertjes en rommeltjes in mijn zakken. Snoeppapiertjes en kassabonnetjes. Ik voelde de wind mijn wangen strelen en mijn voeten gleden bijna weg over het gladde schoolplein.

"Finn?" begon Bubbel weer twijfelend na enige tijd stilte. Ik besloot hem te negeren.

We kwamen aan bij de ingang van onze school. Het waren twee enorme klapdeuren van glas en ze terroriseerden kinderen al zolang ze bestonden. Als je eens wist hoe veel mensen daar tegenaan waren gelopen. Je wist nooit of die krengen open of dicht waren. Glas was een idiote uitvinding.

"Finn?" herhaalde Bubbel, ik keek hem aan. Zijn ogen keken onzeker en zijn kaak was gespannen, alsof hij nerveus was.

Mijn hele naam was Arvin, wist je dat dat vruchtbaar betekende? Mijn ouders vast niet.

"Als dit over hem gaat en betreft: 'we gaan hem niet-"

"Ben je homo?"

Was ik homo? Geen idee. Maakte het uit? "Nee," zei ik.

"Nee?"

De twijfeling in zijn stem was kwetsend, het klonk alsof het hem verbaasde.

"Geen idee, Bubbel. Maakt het uit?"

Hij keek me luchtig aan. "Neuh, ik dacht gewoon- maakt niet uit. Wat heb jij eerst?"

"Wiskunde." Ik smeet wat boeken achterin mijn kluisje en keek op mijn rooster.

"Ah, nou, tot later," hij gaf me een klap op mijn rug (ik hoorde mijn wervels kraken) en hij vertrok naar zijn les.

Ik ging zelf ook naar mijn les toe, aangekomen bij wiskunde gooide ik mezelf achter een tafeltje en legde mijn hoofd in mijn armen.

Ik had nooit over zoiets nagedacht, niet voor mezelf in ieder geval. Ik dacht niet dat ik homo was, was ik homo? En Bubbel kon zoiets toch ook niet in het wilde weg vragen? Dat was een beetje vreemd. Bij nader inzien kon hij hel trouwens wel zomaar vragen, want hij was mijn beste vriend en dan kon het.

Maar toch.

Ik drukte de gedachtes weg, daar was ik vrij goed in.

Ik zuchtte en naast me hoor ik Megan fluisteren: "code rood!"

Ik schoot overiend. "Niet!" siste ik. Mijn handen waren om de randen van mijn tafel geklemd en ik keek met grote ogen haar kant op.

Megan was mijn beste vriendin. Ze had ontembare blond-geverfde haren die ze altijd in een staart bond en ze droeg altijd heel strakke broeken. Ik zwoer mijn grootmoeders wafels er om dat de jongens als schoothondjes achter haar jeans aanliepen, al had ze dat zelf niet zo door. Ze had grote blauwe ogen en een lichtelijk opgemaakt gezicht. Ze droeg boven haar jeans vaak een spijkerjasje en naveltruitjes.

Megan en ik hadden heel veel lessen samen, zo veel dat we geheimtaal hadden om de leraren en hun bui te beschrijven. Code rood was chagrijnig, gevaarlijke stemming dus. Zeker bij wiskunde.

"Inderdaad niet, ik wilde even je onverdeelde aandacht," zei ze onverschillig en ze blies een pluk uit haar gezicht.

"Nou, je hebt mijn aandacht nu, wat moet je?"

"Waarom zijn we zo chagrijnig?" vroeg ze met een pruil op die beglitterde lippen. Achter ons hoorde ik wat jongens onrustig schuiven.

"Steen, papier, schaar," fluisterde ik. Met onze handen onder de tafel speelden we, papier tegen steen, ik won.

"Há!" fluisterde ik onder mijn adem terwijl de wiskunde-docent magische dingen deed op het whitebord waarvan ik wellicht nooit iets zou begrijpen.

Megan kreunde gefrustreerd door haar verlies.

Het steen-papier-schaar was een spelletje van ons. Als je het begon, gaf je aan dat je iets niet wilde en strijde je voor jouw voordeel. We deden vaak steen-papier-schaar om te beslissen wie het huiswerk moest maken en wie het mocht overschrijven. En in dit geval, was er iets waar ik het niet over wilde hebben, maar Meg wel. En aangezien ik won, moest ze het onderwerp laten rusten. Zo kreeg je nooit confrontaties en spanningen.

De rest van de les dacht ik aan gisteren, en hoe ik mijn plan precies ging uitvoeren. Megan tekende krabbels in haar boek.

***

Het was pauze en ik at niks, want dat had ik tijdens de les al gedaan. Met Megan aan mijn zijde stapte ik de aula binnen en ging bij Bubbel aan tafel zitten. De aula was luidruchtig en benauwd, maar we zaten er toch.

We zaten met z'n zevenen aan een grijze, ronde tafel. Bubbel, Megan, nog wat van Bubbels voetbalvrienden en ik.

Geloof me of niet. Deze walvis-op-pootjes deed aan een sport. En was er nog goed in ook.

"Kom je bij de wedstrijd kijken zaterdag, Finn?" vroeg Davy aan me, een teamgenoot van Bubbel.

"Hm?"

Davy opende zijn mond om de vraag te herhalen.

"K-..."

"Uh, sorry, ik ben zo terug."

Ik stond vlug op uit mijn stoel en keek reikhalzend naar de andere kant van de aula. Even dacht ik roodharige krulletjes voorbij te zien stuiteren. Waarschijnlijk was ik gewoon paranoia en hallucineerde ik, maar ik moest het zeker weten.

Ik waagde me door de menigte en volgde de jongen met het bos rood haar, wat een trap op liep. Ik strompelde er achter aan.

Zodra hij boven aan de trap stond, draaide hij zich even om en onze blikken kruisen. Mijn adem stokte.

Chaos [BxB] #Netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu