11

1.2K 94 45
                                    

Toen ik wakker werd, voelde ik mijn hoofd bonzen en schreeuwen van desoriëntatie. Het ergerlijke schrille gepiep van mijn wekker klonk als een ruis op de achtergrond en het plafond was een beetje wazig, alsof er tranen in mijn ogen lagen. Ik sloot mijn ogen en haalde diep adem, ik durfde me niet om te draaien, bang voor de gevolgen die het zou hebben voor mijn maaginhoud. Ik haalde nog eens adem en merkte dat deze geur bekend was, het het leek op de geur van mijn huis. Ik trapte de dekens van me af, en opende mijn ogen weer. Dit leek op mijn plafond. En toen ik me voorzichtig omdraaide, zag ik een woeste vrouw. Met handen in haar heupen en rode wangen. Er hing een blonde krul voor haar kwade ogen en ik besefte me, dit leek op mijn moeder.

"Arvin!" haar stem sloeg over op de i en ik schoot overeind. Wat een toeval, dit was daadwerkelijk mijn moeder. "Opstaan, in vredesnaam, ga je aankleden en kom naar beneden. En dan wil ik een heel goede verklaring voor vannacht!"

Wat was er gebeurd vannacht?

"Dit is het goede huis, toch, Finn-o?"

Ik knipperde twee keer met mijn ogen hij het horen van de bijnaam en keek toen maar gewoon naar het huis voor ons, ja, dit was mijn huis.

"Zullen we dan maar aanbellen?"

Ik durfde niet te kijken hoe laat het was, maar ik wist dat het zo laat was dat mijn moeder al sliep. Ik glimlachte, ik voelde de dood al achter me staan. Met dreigend opgeheven armen en een veelzeggende grijns.

Ik hees mezelf in een broek, een trui en haalde mijn handen door mijn haar. Op mijn weg naar beneden ging ik langs de badkamer om mijn gezicht even te wassen en kwam toen aan bij mijn begrafenis.

Mijn moeder zat aan de tafel, met haar ogen woest in een op-z'n-kop gekeerd krantje. Mijn broertjes speelden met de hagelslag en ik lachte zacht, er was duidelijk meer hagelslag op de tafel dan in de verpakking.

"Wie was die jongen van vannacht?" begon ze op venijnige toon, ze was boos, heel boos, ik wist niet of ik de waarheid moest gaan vertellen of niet.

"Eh, Iwan," mompelde ik. Mijn hoofd was neergeslagen en ik keek mijn moeder indirect aan, door mijn wimpers heen, alsof ze me kon verstenen als ik haar recht in de ogen keek.

"En waar was Meg? Je bleef bij Meg slapen, toch?" het was geen vraag.

Ik voelde mijn telefoon in mijn broekzak trillen, maar ik reageerde er niet op. Mijn telefoon nu uit mijn broekzak halen zou een fatale actie worden.

"Meg was, eh, plotseling ziek," goed gedaan Finn, erg realistisch gesproken. "En, eh, Iwan is een, eh, vriend van school, en de, eh, buurjongen van Meg. Hij bracht me naar huis."

Dat was ongeveer gelogen.

Mijn moeder kneep haar ogen samen en vouwde haar handen over de tafel. Haar bruine ogen doorboorden mijn hoornvlies, want ik durfde niet te knipperen. "Oké."

Geloofde ze me?

"Aardig van die Iwan, wens Meg beterschap van mij."

"Ja, zal ik doen," ik aarzelde, "ik ga mijn spullen pakken," ik pakte een van mijn broertjes broodjes en rende naar boven.

Halverwege de trap viste ik mijn telefoon uit mijn zak en las het berichtje van een onbekende afzender,  dat op mijn scherm stond.

Chaos [BxB] #Netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu