03

1.4K 120 53
                                    

Het was hem, in ieder geval. Compleet met de rode krulletjes, litteken over zijn neus en de verschillende kleuren ogen.

Hij staarde me aan.

Ik staarde terug.

Als de school nu gebombardeerd zou worden, had ik dat waarschijnlijk nog niet door gehad. Er ging van alles door mijn hoofd, terwijl hij daar stond. Ik zou op hem af moeten rennen, hem vragen of hij me nog herkende, en wat aerodynamisch betekende.

Maar in plaats daarvan-

-stond ik vastgenageld aan de grond, ik kon me gewoonweg niet bewegen. Mijn voeten zaten met pinnen in de vloer geslagen en mijn brein stond op stand-by. Zijn verschijning was nog adembenemender dan vorige keer, zijn krullen leken te schitteren in de goedkope flutlampen van de school en hij straalde een en al gepaste zelfverzekerdheid uit.

En toen was het voorbij. Hij draaide zich om, en rende achter zijn vrienden aan. En toen hij die bereikt had, keek hij nog één keertje om, waarna hij heel doorzichtig knipoogde. Ik wist niet eens of het wel echt gebeurde.

Toen was hij echt weg.

Ik kreeg het gevoel in mijn benen weer terug en vervloekte mezelf grondig. Ik overwoog nog de gang in te rennen waar hij zojuist ingelopen was, maar halverwege mijn stap bedacht ik dat het zinloos was.

Opeens klapte alles in mijn gezicht.

Deze jongen was niet zomaar iemand. Hij moest een naam hebben, een huis, en een status op school. Waarschijnlijk was hij vreselijk populair en had hij hordes vrienden én een vriendin. Ik kon niet zomaar op hem af stappen en een gesprek met hem aanknopen. Hij was sowieso ouder dan ik, ik was zestien, hij was minstens zeventien of achttien misschien, en ik zou me vreselijk boven mijn stand bevinden als ik contact met hem legde. Want zo ging dat op middelbare scholen, je had een klassensamenleving. Hij ging me absoluut afwijzen, uitlachen, en voor gek zetten en- hij knipoogde wel naar me.

Of niet?

Nah, toch wel.

Mijn telefoon trilde, en trilde nogmaals, het drukte een warme plek tegen mijn bovenbeen. Snel viste ik het uit mijn broekzak en keek naar het scherm, waar ik een heel scala aan berichtjes van Bubbel zag, allemaal vragend waar ik in hemelsnaam uithing.

In mijn trance was het me helemaal niet opgevallen dat de bel was gegaan en de gangen waren leeggestroomd. De lessen waren weer begonnen en ik was gigantisch en onvermijdelijk te laat. Half op aarde, half in een andere dementie begon ik te joggen, en te rennen. Misschien liet de leraar me nog binnen, en met dat in mijn achterhoofd begon ik nog harder te rennen. Ik vond het altijd heerlijk om door de gangen te rennen eigenlijk, het voelde zo goed omdat het fout was.

Ik sjorde mijn tas hoger op mijn schouders en besloot nog een tandje harder te rennen, omdat het kon. Ik rende harder, vloog een bocht om en rende nóg harder, totaal niet gefocust op mijn omgeving.

En uiteraard.

Met een harde 'umpf' raakte ik de grond, ik gleed nog een beetje door over de gladde vloer en kwam toen piepend tot stilstand. Het gewicht van mijn schooltas rustte op mijn ribbenkast en ik haalde met grote teugen zo veel mogelijk zuurstof naar binnen. Ik sloot mijn ogen even om de duizeligheid buiten te sluiten en maakte een schietgebedje in de hoop dat mijn ribben het overleefd hadden.

Toen ik er zeker van was dat alles nog functioneerde rolde ik op mijn rug en ging overeind zitten om de oorzaak van dit ongeval te vinden, en die was niet ver weg.

Een paar meter voor mij lag een groen met grijze tas op de grond, overduidelijk een hinderlaag, want het meesterbrein erachter stond greinzend tegen een muur te leunen, met een blikje energiedrank losjes in zijn vingers.

"Mooie val," zei hij met een lach die mijn hart liet smelten en stollen tegelijk. Een vrij onwaarschijnlijk verschijnsel.

"Mooie hinderlaag," complimenteerde ik terug.

Hij liep op me af en stak zijn vrije hand naar me uit om me overeind te helpen, die ik gretig aanpakte.

"Dus," begon ik, me totaal bewust van het feit dat de gang helemaal leeg was en ik nog later kwam dan laat, "wat betekend aerodynamisch?"

Zijn rode krulletjes stuiterden op een neer en hij kreeg rode wangetjes wanneer hij lachte. Genoteerd.

"Dat ga ik je nog niet vertellen," grinnikte hij. Hij ging er van uit dat ik het niet op ging zoeken, en dat was ik niet van plan ook. Het woordje 'nog' viel me op, 'nog' als in ik vertel het je later nog. 'Nog' als in, we houden contact?

Ik leek hem recht in de ogen, eentje was blauw en eentje was bruin. "Wat is je naam?" praten met hem ging veel makkelijker dan ik had verwacht, het was bijna natuurlijk.

"Iwan," zei hij met een stem waardoor je op je knieën wilde zakken en spontaan god ging bedanken dat hij dit fenomeen geschapen had.

Hij vroeg niet naar mijn naam, maar keek alleen naar me. Ik voelde hem staren, zijn ogen brandde smeulende gaten in mijn lichaam en ik werd me bewust van al mijn mislukte lichaamsdelen en schoonheidsfoutjes. Mijn gebruikelijke manier van doen veranderde direct. Ik ging meer overeind staan en drukte mijn schouders naar achter, alsof ik mezelf groter wilde laten lijken. Het voelde oncomfortabel.

"Absoluut aerodynamisch."

Chaos [BxB] #Netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu