01

3K 148 70
                                    

Met een zwierige beweging gooide ik mezelf het gevaarte in. De tram was net aan het vertrekken. Je hoorde het karakteristieke belletje al dat luidde om voorbijgangers van de weg te jagen.

Het was nacht in Amsterdam, drie uur om precies te zijn. De straten leken nog overvoller dan overdag door alle lantaarns en feestverlichting en het licht van de sterren weerkaatste tegen het water van de grachten.

"Kom op, Bubbel! Je bent er bijna!" riep ik.

Ik hing uit de tram, verderop in de straat kwam een walvis-op-pootjes aanklossen, die ondanks zijn enorme omvang, nog best vlot was. Je kon de grond haast voelen trillen en het was een spektakel om te zien; die stuiterende laagjes overtollig vet.

Als beste vriend had ik natuurlijk het recht dat allemaal te zeggen.

Bubbel bereikte de tram en sprong er in. Bubbel was natuurlijk niet zijn echte naam, dat was Stef, maar iedereen noemde hem Bubbel.

Ik kende Bubbel al vanaf de brugklas, toen hij elf was, woog hij al minstens tachtig kilo. Hij had korte, chocolade kleurige krulletjes en een olijfkleurige huid. Zijn moeder hees hem vroeger altijd in leren jacks en strakke broeken, terwijl iedereen wist dat Bubbel daar totaal niet van hield. Ze forceerde hem iemand te zijn die zij wilde die hij was. Maar het was kansloos, want op een gegeven moment ging hij bij zijn vader wonnen en waren er geen strakke broeken en leren jacks meer in zijn maat. Dus veranderde zijn kledingstijl meer naar de persoon wie hij echt was. De ongelooflijk zachtaardige en gevoelige Bubbel die ik als mijn beste vriend had. En een totale mafkees.

Vandaag waren we op weg naar een feestje. In een of andere club trad een plaatselijke band op, we kenden ze niet eens, maar toch gingen we er heen. Ik ging niet voor de band, of de alcohol, of omdat ik een meisje mee naar huis wilde. Nee, ik deed dit omdat het me een kick gaf het huis uit te sluipen, en omdat het op mijn Bucket-list; ontsnappingspogingen. Nummer 4, stond.

In Amsterdam was altijd wel ergens een feestje te vinden, en in Amsterdam, kwam je altijd overal binnen, met de juiste portemonnee en paperassen.

Toen we de tram uit stapten, hoorden we het feest al van een paar straten verderop. En we zagen de slachtoffers ook al van een paar straten verderop.

Overal zag je dronken lummels, kotsende wijven en vrijende stelletjes.

Ik had Bubbel zo ver gekregen dat hij niet meer verongelijkt naar die mensen staarde en sleepte hem nu achter me aan. Zodra we bij het feestje aankwamen, lieten we onze nagemaakte ID's zien (bucket-list; illegale voorwerpen) en stampten de plaats delict binnen. Om het zo te zeggen.

Het was het meest typische feestje ooit. We kwamen via de achterpoort binnen, waarvan ik zeker wist dat die feitelijk niet bij het oorspronkelijke huis hoorde, maar later gemaakt was omdat het kon. Wanneer je om je heen keek, zag je overal dansende mensen. Aan het eind van de ruimte was een soort podium geïmproviseerd, waarop een suf bandje stond te spelen. De zanger had lang, zwart, ongewassen haar, de gitarist was kaal aan één kant van zijn hoofd en de drummer was gewoon helemaal kaal. Ze speelden één of ander rocknummer en deden blijkbaar aan hardcore krijsen.

Het was duidelijk dat deze ruimte overdag een gewoon café was, misschien zelfs een tearoom, maar nu een undercover partytent. De vloer was van hout en de kleur van de muren was niet duidelijk door de verlichting, maar ik gokte op een oorspronkelijke beige-achtige kleur. Hier en daar hingen wat vierkante, donkere plekken, waarschijnlijk hoorden daar schilderijen te hangen die er nu waren afgehaald om schade te voorkomen en in een verduisterde hoek stonden wat opgestapelde eettafels. Voor de ramen hingen rode gordijntjes, van die gordijntjes die eigenlijk alleen in een bordeel hingen (misschien was dit ook wel een undercover bordeel) en het hout op de muren was rijkelijk versiert met gegraveerde tekeningen en teksten.

Links van ons stond een grote bar, zelfbediening zo te zien. Je zag constant mensen er om heen dringen en goedkope plastic bekertjes alcohol leegzuipen. Als je zo eens om je heen keek, zag je dat minstens de helft hier onder invloed was, en de mensen die dat niet waren, waren gewoon stomdronken. Iedereen danste op het krijs-nummer van de band en bezweette lichamen zwaaiden in het rond.

Toen ik een blik op Bubbel wierp, zag ik dat hij uiteindelijk toch blij was dat hij ingestemd had met mijn hopeloze breek-uit-en-raak-dronken-plan. Bubbel mocht dan wel de grootste knuffelbeer ooit zijn, hij hield best van een beetje drank en schreeuwerige muziek.

Voor ik het wist, stond ik stomdronken met Bubbel in de menigte, springend op een extra barbaars nummer en lachend van plezier. Mensen doken massaal weg voor Bubbels gestamp en maaiende vetmassa's en we hadden alle ruimte om imbeciel te doen.

En voor ik dát wist, stond ik te kotsen op de stoep.

Mijn maaginhoud van de afgelopen uren stroomde er als Niagara-watervallen uit, met daarbovenop nog een hoop goedkope alcohol. Bubbel stond binnen meisjes in te palmen en het zou me niets verbazen als hij nu met drie prostituees lag te vozen.

Het zweet drupte van mijn voorhoofd en mijn shirt plakte aan mijn onderrug. Ik ademde de koele winterlucht in en verbaasde me over het feit dat ik niet bevroor, en dat ik nog helder kon nadenken. De muziek galmde in mijn borst en mijn oren floten. Ik was een wandelend wrak: mijn benen trilden en mijn hele mond smaakte naar maagzuur.

Nee, ik had me nog nooit zo levend gevoeld.

Ik liet me neervallen op een stoeprand en legde mijn hoofd tussen mijn knieën, om mijn duizeligheid te verhelpen. Mijn vingertopjes werden gevoelloos van de koude tegels en de gure wind blies dwars door mijn shirt. Na een tijdje zo gezeten te hebben, voelde ik dat het beter ging en kwam ik weer overeind.

Dat was het moment dat er een jongen naast me op de stoeprand kwam zitten.

Hij zuchtte.

Ik zuchtte.

Er viel een stilte. Omdat we in het licht van een lantaarnpaal zaten, kon ik hem bestuderen. Ik zag dat hij veel warrige, rode krulletjes had en een grof gezicht. Hij had een haakneus en bijna geen wenkbrauwen. Zijn grote, grove handen waren over zijn schoot gevouwen en hij keek strak naar voren. Opeens begon hij te bewegen en ik keek snel weer voor me uit.

Hij zei:

"Ik hou van feestjes."

We keken elkaar zwijgend aan, dit was wellicht een van de vreemdste conversaties, of ontmoetingen, die ik ooit had gehad.

Nu pas zag ik dat hij twee verschillende kleuren ogen had. Eentje was donker en eentje was licht, bruin en blauw waarschijnlijk. Ik kon het niet goed zien door het belabberde lantaarnpaal-licht. Ook zag ik dat er een litteken dwars over zijn neus liep en dat zijn linker neusvleugel gescheurd was. Hij stond op en zei:

"Wij zijn aerodynamisch."

En toen liep hij weg.

Chaos [BxB] #Netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu