dt-regel

320 26 48
                                    

De dt-regel. Misschien wel de gemakkelijkste regel van de Nederlandse taal (serieus, mensen), maar helaas pindakaas worden tegen deze regel de meeste flaters begaan. Leerkrachten staan er niet meer van te knipperen als ze opstellen terugkrijgen van vijftienjarigen waarin Jan vrolijk loopd in de plaats van loopt. 

Vanaf nu is het gedaan met die kemels! Trouwens, als je zo'n fout maakt op je CV of je sollicitatiebrief, kan je zwaaien met je handje naar je baan. Zo'n fouten worden totaal niet getolereerd, ondanks dat je leerkracht geschiedenis er geen punten voor mag aftrekken.


TEGENWOORDIGE TIJD

lopen

ik loop

jij loopt - loop jij?

hij/zij loopt

wij lopen

jullie lopen

zij lopen

=

vinden

ik vind

jij vindt - vind jij?

hij/zij vindt

wij vinden

jullie vinden

zij vinden


=> eerste persoon enkelvoud krijgt dus nooit een +t (gedaan met ik vindt!). Tweede persoon enkelvoud krijgt altijd een +t, behalve als het onderwerp (jij dus) achter het persoonsvorm staat. Derde persoon enkelvoud krijgt altijd een +t, ongeacht waar het onderwerp zich bevindt (voor of achter de persoonsvorm)

=> een persoonvorm waarvan de stam eindigt op een d? Vervang de persoonsvorm even door een werkwoord met een stam zonder d (zoals smurfen) en je hoort het meteen!

=> opgelet, in de gebiedende wijs komt er geen +t aan te pas! 


'T KOFSCHIP / 'T FOKSCHAAP

Dit regeltje komt pas kijken in de verleden tijd en heeft alles te maken met de zwakke werkwoorden (de sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank en moet je dus helaas van buiten blokken). Krijgt de stam er in de verleden tijd een +te of een +de bij?

Als de stam (bijvoorbeeld besef) eindigt op een klank uit het 't kofschip of 't fokschaap, komt er +te bij. In alle andere gevallen (zoals krabben) komt er +de bij.

beseffen (besef)

ik besefte

jij besefte - besefte jij?

hij/zij besefte

wij beseften

jullie beseften

zij beseften


krabben (krab)

ik krabde

jij krabde - krabde jij?

hij/zij krabde

wij krabden

jullie krabden

zij krabden


=> je ziet dat de +te of de +de niet meer wegvallen als het onderwerp achter de persoonsvorm staat in de tweede persoon enkelvoud. Die regel geldt alleen voor de tegenwoordige tijd. 

=> 't fokschaap wordt ook toegepast bij het voltooid deelwoord. Zo is het voltooid deelwoord van beseffen beseft (hij heeft beseft) en van krabben gekrabd (hij heeft gekrabd). 


Natuurlijk komen dt-fouten ook voor bij mensen die er wel iets van kennen (kuch kuch, *steekt beschaamd haar hand op*). 99,9% van die gevallen worden gemaakt in een bijzin en als het kan ook nog in een passieve bijzin, waarde schrijver vaak vergeet wie nu weer het onderwerp was en daardoor een foutje maakt. Oeps. Nalezen en zinsontleding kan helpen, net zoals mensen die het voor je nalezen (dan kijken zij met een 'fris oog' naar de tekst). 


Wat moet je zeker onthouden?

- verwissel een persoonsvorm die eindigt op d (zoals vinden) met een persoonsvorm die niet eindigt op d (zoals smurfen)

- opletten bij tweede persoon enkelvoud

- gebruik zinsontleding bij bijzinnen om erachter te komen wie het onderwerp is

- 't kofschip bij zwakke werkwoorden in de verleden tijd om erachter te komen of het nu +te of +de is




schrijftips met NetteWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu