<^21^>

56 7 2
                                    

Ik kijk om me heen. Ik zie de docenten die nog op school waren rond rennen en alle lokalen ingaan. Ook Alec komt de aula binnen rennen. 

"Wat is er in hemelsnaam aan de hand" vraagt hij aan mij.

Ik haal mijn schouders op. 

Er zijn geen leerlingen meer op school na de nablijvers en Simon en ik. 

"Maar waar moeten we nu naartoe dan?" vraag ik met een verwarrende blik. 

"Ons verbergen..." Antwoordt Simon half. 

"Kom mee, we gaan naar de 1e verdieping en gaan achter de banken zitten in de docentenkamer."

Ik kijk hem een beetje verbaast aan. Hij wou naar de docentenkamer achter de banken gaan zitten? 

"Of onder het podium?" zei Simon

"Of tussen de gym-toestellen?" stel ik voor. "Daar kunnen we via de ramen zien wat er gebeurd..."

De jongens knikken. 

We hollen/rennen naar de gymzaal. Simon loopt vooraf gevolgd door Alec. Vervolgens loop ik achteraan. Om alle hoekjes kijkt hij of de kust veilig is. Dit voelt echt zo erg als verstoppertje van vroeger. Ik verloor altijd trouwens. We lopen de gang door om naar de gymzaal te gaan. Maar daarvoor moet je nog eerst door de kleedkamers. Ik twijfel even, maar wordt dan meegetrokken door Alec de jongenskleedkamer in. 

De kleedkamer is mooier ingericht dan de meisjeskleedkamer, de muren zijn groen en betegeld, terwijl die van ons roze zijn die mijn ogen niet kunnen verdragen. Maar ik heb geen tijd om verder te kijken. Simon heeft de kust veilig gesteld en we rennen naar de de materialen opberging. We gaan achter de kast zitten. 

 De gymzaal heeft tegenover de opberging van de spullen een groot raam dat heel de muur vervangt. De ramen zijn helder en laten de achterkant van het schoolplein. Het was een hoopje stenen met een kleine boom. Gym is nooit een vak geweest waarbij ik met plezier naartoe ging. Puur omdat ik wist dat iedereen kon meekijken als diegene dat wilt. 

Maar ik weet alles over deze gymzaal. Ook weet ik dat er een geheime deur achter de muur zit. Ik was de weg kwijt en kwam hier terecht. Ik kon het niet laten om braaf verder te zoeken. En zo ontdekte ik de deur achter de muur die leidt naar buiten. 

Ik ga met mijn rug tegen de kast zitten. Simon en Alec zitten tegenover me. Eigenlijk is het best treurig om hier te verstoppen. Onze school heeft namelijk geen echte andere goede verstop-plekken. 

Ik kijk van Alec naar Simon en weer opnieuw. Ze hebben allebei helder bruine ogen. Hun haar is totaal anders. Simon heeft licht haar. Zijn haar is strak in model gebracht. Terwijl dat van Alec donkerbruin is, dat net als altijd chaotisch alle kanten opstaat, maar nog steeds super schattig is. Maar hun ogen zeggen hetzelfde. Ik focus me en zie de streepjes en de verkleuringen. Ze hebben daarin niet veel hetzelfde. Alleen 1 donkerder vlekje in de hoek van hun ogen. Mmmm... das best interessant. 

"Dream, wat ben je in hemelsnaam aan het doen?" vraagt Simon ineens. Oeps, betrapt. Hoe ga ik me heer eens uitpraten. 

"Eeeehhh." ik voel mezelf blozen. "Jullie ogen aan het observeren. "

Ze kijken elkaar even raar aan. Zo'n blik van 'Die is gek." En ik geef ze geheel gelijk. 

Ik kijk om me heen, ik voel iets. Een bepaalde energie. Een koude energie. Ik krijg kippenvel. 

Opeens voel ik me golf van misselijkheid opkomen. Ik voel mijn slokdarm en een vies smaakte in mijn mond. Het doorslikken wordt zwaarder. Ik kijk naar beneden. Dit is niet goed....

"Je bent hier niet veilig..."

Ik schrik van de stem. Alec en Simon kijken naar me. Ik knijp mijn ogen dicht.

"We komen er aan Dream..."

Ik doe mijn ogen open. Ze staan helemaal open. 

"We moeten hier nu weg!" 

Ik sta vastberaden op. Wat ik ook ben. Een vaste beslissing die door niks beïnvloed kan worden. Door niets. Geen mogelijkheid. 

Ik loop naar de geheime deur en open hem. De deur leidt ons naar buiten, het miezert. Waarna je een struik in loopt. Links is een dun paadje om bij een schutting te komen. 

De struil heeft de grote van zo'n 2 meter. Maar is niet geheel groen meer. Grote bruine vlekken zien op het oppervlak. Vreemd... Het zandpad veranderd langzaam in modder. Ik kijk achterom. Ik zie Alec en Simon me volgen. 

De schutting is lelijk bruin en opgebouwd uit planken. Een normale schutting. Ik zet mijn voet op de plank en trek me op. Zo klim ik soepel over de heg heen. 

Ik zie dat we in een steegje staan. Het ziet er zielig uit met het water dat op de grond valt en de donker bewolkte lucht. De lantarenpaal staat aan en laat een vreemd licht zien. 

Aan het einde van de straat zie ik het park dat dicht bij onze school ligt. 

Ik loop er naartoe. Maar elke stap dat ik zet, is een stap meer pijn. Mijn mond valt open. 

Bomen liggen op de grond. Planten zijn helemaal bruin... Het ziet er vreselijk uit. Alsof er een vreselijke storm is geweest. 

Simon en Alec staan naarst me en kijken even verbaast als ik naar de enorme chaos voor ons. Ik zie een zwarte waas voorbij zweven. 

Nooit...

Ik stap naar voren en draai me om. Ik was van plan iets te zeggen, maar ik kijk recht in de fel rode ogen die voor me staan. Ik ben versteend. Ik krijg geen adem. In de duisternis van het paadje dat gecreëerd wordt door het gat tussen Alec en Simon zie ik 2 fel rode ogen. 

"Dream, wat is er aan de hand?" vraagt Alec bezorgd. 

Hij komt recht voor me staan en kijkt me diep in mijn ogen aan. 

Ik huiver. Er staat een zware druk op mijn longen. 

"Wat is er aan de hand?" fluister ik angstig. 

Hij schuld zijn hoofd. 

"Ik weet het niet, maar we gaan hier nu weg." Vervolgens geeft hij me een knuffel. 

Even later zijn we onderweg naar mijn huis. Ik moet voordat we hier definitief vertrekken alle nodige boeken bij me hebben. 

De stad is zo goed als uitgestorven. Geen mens te zien. Geen licht aan. Het is koud en kil. Alle planten zijn bruin geworden en hangen. Bomen zien er zwak uit en op het punt om om te vallen. We lopen een route die zo min mogelijk op de openbare wegen gaan. 

Een harde wind vliegt om me heen. De wind komt van hoog uit de lucht. Van de duisternis die daar is ontstaan. Het voelt koud. Kouder dan dat het al is. Geen enkele ster is te vinden op het oppervlak dat boven ons bevind. Hetzelfde geldt voor de maan. In een uur tijd is het pik donker geworden... 

In de verte zie ik mijn huis. Het is makkelijk te herkennen aangezien het het enige huis in heel deze omgeving is. 

Mijn oren zijn gespitst. Gespannen en klaar om elk geluid op te vangen. 

Gekraak klink er in mijn oren. 

 Om me heen kijkend zie ik niets. Weer hoor ik het. Het voelt alsof het steeds dichterbij komt. Dan stopt het. Alec en Simon zijn gewoon doorgelopen. Ik hol achter ze aan en pak Alecs hand. 

Voor het eerst in een lange tijd zie ik mijn huis terug. Ik pak mijn sleutel en open de deur. 

Mijn mond valt open. 

                                  Wat is hier in hemelsnaam gebeurd? 









Wonderful (HERSCHRIJVEND)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu