"Wat doen we?" Evert kijkt zijn collega's aan. Fenna kijkt op van het scherm van haar laptop. "Naar huis bedoel je? Dacht het niet," haar wenkbrauwen zijn samengetrokken in een frons, "we zijn ácht dagen verder sinds we Drenzer vonden. En drie na Galde. En we hebben niks. Ik blijf hier." Het frustreert haar enorm dat ze geen vooruitgang boeken, zeker omdat ze het idee heeft dat ze iets over het hoofd zien. Evert kijkt naar haar. De vastberaden blik in haar ogen staat hem niet aan. "Kom op, Fen. We zijn al dagen hard aan het werk, misschien helpt een nachtje goed slapen wel." Hij weet dat zijn collega sinds het begin van deze zaak tot laat werkt en dan 's ochtends heel vroeg weer terug is. Het is ook aan haar te zien, ze heeft grote donkere kringen onder haar ogen, die extra opvallen door haar bleke gezicht. Toch schudt ze haar hoofd. "Er móét een verband zijn. En ik ga het vinden." Gaat ze tegen hem in. Hij zucht. "Fenna... We hebben er al zo lang over nagedacht. De slachtoffers kenden elkaar niet... Er zijn honderden woorden die met de letters AN beginnen en op dit tijdstip kan je toch niet meer met mensen gaan praten. Ga slapen, je ziet eruit alsof je het nodig hebt."
Fenna's donkere ogen boren zich in Evert. "En bedankt weer." Ze kijkt hem kwaad aan, en wendt dan haar blik van hem af. Liselotte en Bram – die zich tijdens de discussie stil hebben gehouden – wisselen een blik. "Fen," Liselotte kijkt haar collega aan, "misschien is even rust wel goed. Dan kan je morgen weer fris beginnen." Ze maakt zich, net zoals Evert, zorgen om de blondine die er met de dag slechter uit gaat zien. Bram knikt instemmend. "Ja," zegt hij, "even afstand, misschien zie je dan morgen ineens het verband." Rustig probeert hij Fenna om te praten. Ze werpt een vurige blik op haar collega's voordat ze terug naar haar laptop draait. "Ik. Blijf. Hier." Sist ze tussen opeengeklemde kaken door. De toon in haar stem zorgt ervoor dat de andere drie de discussie meteen opgeven. Op deze manier valt er niet met Fenna te praten, heeft de ervaring hen geleerd.
Een halfuurtje later hebben Bram, Liselotte en Evert het bureau verlaten. Evert was nog zo lang mogelijk blijven hangen, met de hoop om Fenna toch zover te krijgen dat ze een nachtje goed ging slapen. Maar op een gegeven moment had ze hem aangekeken met een vuurspuwende blik in haar ogen, en toen had hij besloten om haar maar met rust te laten. Zo lang hij er was zou ze, uit pure koppigheid, sowieso op het bureau blijven. Toen ze hem – eindelijk – het politiebureau uit had zien lopen, had ze zich even vermoeid tegen de rugleuning van haar stoel aan laten zakken. Ze is uitgeput, en haar collega's hebben gelijk, ze moet eigenlijk slapen, maar de zaak laat haar niet los.
Uren gaan voorbij. Om kwart voor drie laat Fenna haar hoofd in haar handen rusten. De tranen die ze al dagen tegenhoudt, vallen nu toch uit haar ogen. Ze druppelen op haar handen en rollen vanaf daar over haar onderarmen naar beneden, waar ze uitkomen op haar bureau. Heel even staat Fenna het toe. Dan gaat ze weer rechtop zitten. Ze veegt haar wangen droog en dwingt zichzelf te stoppen met huilen. Het is de vermoeidheid. Spreekt ze zichzelf toe. Anders zou ze dit nooit toestaan. Maar diep vanbinnen weet ze dat de tranen niet alleen door het gebrek aan slaap komen. Dit komt ook door een gebrek aan hoop en geluk, iets waar ze al langer last van heeft. Ze leunt tegen de rugleuning van haar bureaustoel aan en sluit haar ogen heel even. Ze haalt langzaam en diep adem, ze moet even rustig worden. En daarna moet ze verder. Het heeft geen zin om te lang met haar gedachten bezig te zijn. Ze moet deze zaak oplossen.
Door het late tijdstip, en misschien toch ook wel het gebrek aan slaap, lukt het Fenna niet om haar focus terug te krijgen. Ze werpt een blik op Everts lege bureau. Hij is bezorgd om haar, ze merkt het aan alles. En toch, ondanks de manier waarop hij op haar let, heeft hij niet door hoe ze zich echt voelt. Ze gaat stuk vanbinnen. Een proces dat al jaren aan de gang is, en waar ze niks tegen kan doen. Soms heeft ze betere perioden, en heel af en toe komt er zelfs een beetje hoop. Hoop dat het echt weer goed met haar komt. Maar dan gebeurt er iets. Zoals deze week, dat ze dan ineens weer in haar vaders huis belandt. En dan wordt ze weer teruggegooid in haar donkere gedachten. Niemand heeft het door, ze verbergt haar verdriet heel zorgvuldig. Ze wil geen medelijden. Maar soms, heel soms, zou ze willen dat iemand haar even vast zou houden en haar zou vertellen dat het goed komt.
JE LEEST
De Oplossing
FanfictionPuzzelen met letters, raadsels in de levens van de rechercheurs en problemen die onoplosbaar lijken. Is het team sterk genoeg om de oplossing te vinden?