Hoofdstuk 11

244 14 4
                                    

Het is laat als Fenna die avond de trap naar haar appartement oploopt. Het had lang geduurd voordat ze haar collega's had overtuigd dat ze geen bescherming nodig had. Uiteindelijk had het argument dat als iemand haar iets aan had willen doen, dat allang gebeurd was, haar collega's over de streep getrokken. Ze had Evert wel moeten beloven om hem te bellen zodra er iets ook maar een klein beetje fout leek te zijn. Ze had liefjes naar hem geglimlacht en gezwegen over het gevoel dat ze al sinds het begin van deze zaak heeft; het gevoel dat er iets ontzettend fout is. Als ze dat had opgebiecht, had Evert – ondanks zijn terughoudendheid om in haar voorgevoelens te geloven – haar nooit zonder bescherming naar huis laten gaan.

Als Fenna richting haar voordeur loopt, verschijnt er een frons op haar gezicht. Met samengetrokken wenkbrauwen kijkt ze naar de deur, die op een kiertje staat. Is ze er zo niet bij met haar hoofd dat ze vanochtend is vergeten de deur dicht te doen? Ze zucht diep. Ze heeft rust nodig. De mogelijkheid dat zij niet degene is die de deur open heeft laten staan komt niet in haar op, tot ze een bloedveeg op de deurklink ziet. Er loopt een rilling over haar rug en haar handen beginnen spontaan te trillen.

"Hey, Fenna. Je gaat me niet vertellen dat je nog aan het werk bent toch?" Evert houdt zijn telefoon tussen zijn schouder en oor geklemd terwijl hij de gordijnen van zijn slaapkamer sluit. "Evert?" Er klinkt een lichte trilling door in Fenna's stem. "Ja, Fen," Evert fronst, "is alles oké?" "Evert," de trilling heeft plaatsgemaakt voor een licht paniekerige toon. "Je moet hierheen komen." Nu is Evert alert. "Fenna? Wat is er aan de hand? Waar ben je?" Hij hoort haar slikken. "Thuis..." Ze haalt diep adem. "De deur staat open... Er is bloed. Ik-ik..." Even is ze stil. "Er is iets mis, Evert. En je moet nu hierheen komen." Zegt ze dan zacht.

Een kwartier later trekt Evert een sprintje de trap op, naar Fenna's appartement toe. Hij had haar opgedragen buiten te blijven, maar hij kent haar goed genoeg om te weten dat ze daar waarschijnlijk niet naar heeft geluisterd. Als hij op de juiste verdieping aankomt, ziet hij haar tot zijn grote verbazing op de grond zitten, met haar rug tegen de muur. Hij werpt een blik op de deur, en ziet de bloedveeg die Fenna ook al bedoelde. "Evert." Fenna is overeind gekomen en kijkt hem nu met grote ogen aan. Als hij dichterbij komt, slaat zij haar armen om zijn nek en drukt ze haar lichaam tegen het zijne aan. Hij grijpt haar stevig vast, en voelt dat ze trilt. "Rustig, Fen..." Fluistert hij, "het komt wel goed. Ik heb Bram en Lies gebeld, ze komen ook hierheen." Hij wrijft zacht over haar rug. "Ik ben blij dat je me gebeld hebt, Fenna."

Het duurt nog een tijdje – voor Fenna's gevoel eeuwen – voor Bram en Liselotte ook bij het appartement aankomen; ze zijn nog langs het bureau geweest, Bram heeft nu zijn wapen bij zich, en Liselotte haar forensisch onderzoeksmateriaal. De brunette legt in het voorbijgaan haar hand even op Fenna's arm. "We gaan uitzoeken wat hier aan de hand is, Fen." Ze glimlacht zwakjes voor ze geconcentreerd naar het bloed op de deur kijkt. Heel langzaam duwt ze de deur verder open. Er loopt een bloedspoor naar binnen, maar het is te donker om te zien waar het eindigt. Met getrokken wapen gaat Bram voorop. Fenna volgt hem op de voet, en duwt het lichtknopje naast de deur aan.

Bloed. Heel veel bloed. Dat zijn de eerste woorden die door de hoofden van de rechercheurs schieten. Maar geen lichaam, geen slachtoffer. Evert kijkt naar Fenna, die de enorme plas bloed midden in haar appartement met grote ogen in zich opneemt. Hij legt zijn hand op haar rug, en wrijft zachtjes op en neer terwijl Bram de rest van het appartement controleert, en Liselotte haar spullen begint uit te pakken. Fenna kan alleen maar om zich heen kijken, ze is te veel in shock om nog te kunnen bewegen. Er is iemand binnen geweest; hier, op haar plek. Iemand heeft hier zo ontzettend veel bloed verloren. Het slachtoffer kan eigenlijk niet meer in leven zijn, weet ze door haar jarenlange ervaring als rechercheur. Ze voelt Everts hand nog steeds op haar rug, en laat zich door hem meevoeren naar de bank, waar hij haar met haar rug naar het bloed toe laat zitten. "Fenna? Hé," hij legt zijn hand tegen haar gezicht, "we gaan dit uitzoeken, het komt goed."

De OplossingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu