Hoofdstuk 6

247 17 4
                                    

"Er zijn geen woorden die met ANF beginnen," zucht Fenna. De rechercheurs zijn weer twee dagen verder, en proberen nog steeds te bedenken hoe Linda de Vries in deze zaak past. "Misschien een andere volgorde?" Oppert Bram. Evert knikt nadenkend. "Ja... Dat zou kunnen. Maar dan hebben we meer letters nodig om te weten welke richting we op moeten denken." Mompelt hij. Fenna draait met een ruk naar hem toe. "Meer letters? Je bedoelt dat er meer mensen vermoord moeten worden?" Vraagt ze ongelovig. Hij zucht. "Nee, natuurlijk niet. Maar... Met die letters komen we op deze manier gewoon niet zo veel verder." Hij kijkt naar Bram. "Lies heeft ook nog steeds niks toch?" Bram schudt zijn hoofd. "Zijn jullie nog iets wijzer geworden van dat gesprek met die vriendin die in het buitenland zat, dat was vanmiddag, toch?" Vraagt hij zijn blonde collega's. Fenna staart naar de foto's op de glazen wand, een frons op haar voorhoofd. Ze lijkt zijn vraag niet eens gehoord te hebben, zo diep in gedachten is ze verzonken. Evert heeft de vraag van zijn collega wel gehoord. "Ja, was vanmiddag. Maar, nee, niks," antwoordt hij, "ze kon geen reden verzinnen waarom iemand Linda de Vries zou willen vermoorden."

Uren gaan voorbij, en het bureau loopt langzaam leeg. De drie rechercheurs doen wat ze kunnen, maar komen eigenlijk niks verder. Ook Liselotte – die in haar lab bezig is – komt niet tot een doorbraak in de zaak. Als zij om half acht naar huis vertrekt om de oppas af te lossen, gooit ook Bram zijn pen op het bureau neer. "Ik ben er klaar mee jongens," deelt hij aan zijn collega's mee, "ik kan beter nu naar huis en dan morgen weer fris beginnen." Hij staat op en trekt zijn jack aan. "Zie jullie morgen weer, ciao." Fenna steekt haar hand naar hem op, maar werkt verder onverstoorbaar verder.

Evert leunt naar achteren in zijn bureaustoel. Het loopt inmiddels tegen tienen, hij wilde blijven zitten om te kijken hoe lang Fenna zou blijven, maar het duurt inmiddels wel heel lang. "Fen, tijd om naar huis te gaan." Besluit hij. Ze kijkt verstoord naar hem op. "Tot morgen." Mompelt ze voor ze haar blik weer op haar laptop richt. Hij schudt zijn hoofd. "Nee Fenna, jij ook. Je werkt belachelijk hard de afgelopen dagen, je hebt rust nodig." Ze zucht. "Jij bepaalt niet wat ik doe." Antwoordt ze geïrriteerd, zonder haar blik van het scherm van haar laptop af te wenden.

Evert staat op, maar in plaats van zijn jas te pakken, loopt hij om de bureaus heen en gaat hij op de rand van haar bureau zitten. "Fenna, hé, kijk me eens aan." Langzaam richt ze haar blik op. "Wat?" Sist ze. Hij bijt op zijn lip. "Ik weet dat deze zaak je veel doet... maar op deze manier los je niks op. Je bent uitgeput, ik zie het aan je." Fenna kijkt hem zwijgend aan. Hij heeft gelijk, maar ze kan dit niet loslaten. Niet nu er zo veel uit haar verleden omhoog wordt gehaald. En ze weet dat dat niks met deze zaak te maken heeft, maar het zorgt er wel voor dat ze dit zo snel mogelijk wil afsluiten. "Fen?" Evert kijkt haar bezorgd aan. "Je dwaalt helemaal af joh... Ga alsjeblieft slapen. Dan kan je morgen weer fris beginnen, misschien zie je dan ineens wel verbanden." Zo makkelijk zal het niet gaan, dat weet hij ook, maar hij heeft iets nodig om haar over te halen. Het is niet zozeer Everts argument, maar meer de bezorgde toon in zijn stem die Fenna overhaalt om te knikken. Ze staat langzaam op. "Ik haal m'n tas even." Mompelt ze als ze richting de kluisjesruimte loopt.

Terwijl Fenna weg is, trekt Evert zijn jas vast aan. Hij blijft echter wachten tot Fenna terug is, omdat hij er zeker van wil zijn dat ze echt naar huis gaat, en niet toch hier blijft als ze erachter komt dat hij weg is. Na twee minuten raakt hij ongeduldig, na vijf minuten verandert zijn ongeduld in irritatie. "Jezus, Fenna." Mompelt hij. Toch blijft hij wachten. De minuten verstrijken, en na tien minuten is hij er klaar mee. Hij loopt richting de kluisjesruimte en gooit de deur open. "Wat duurt er zo-" Hij stopt abrupt met praten. Fenna ligt op de grond, en haar lichaam schokt met onregelmatige bewegingen. Evert voelt paniek opkomen, voor hij zich realiseert dat ze een epileptische aanval heeft. Hij heeft dit eerder gezien, als het goed is gaat het vanzelf voorbij. Hij knielt naast haar schokkende lichaam. "Fen," hij weet niet zo goed of ze hem kan horen, "Fenna, ik ben er. Het komt goed." Hij heeft zijn hand op haar arm gelegd en let goed op dat haar lichaam nergens tegenaan knalt. "Het komt goed, Fen." Herhaalt hij, terwijl hij hulpeloos naar haar kijkt. "Het komt goed..."

De OplossingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu