Hoofdstuk 7

258 18 6
                                    

Het lijkt eindeloos te duren, maar na een paar minuten stopt Fenna's lichaam met schokken. Voorzichtig draait Evert haar op haar zij, waarbij hij haar lichaam ondersteunt met een hand en met zijn andere hand zacht over haar arm wrijft. "Hé Fen," fluistert hij. Ze kijkt verward om zich heen en probeert zich gelijk op te richten. Evert legt zijn arm om haar schouders en kijkt haar bezorgd aan. "Fenna?" Het duurt even, maar dan landen haar ogen op zijn gezicht. Ze ademt zwaar en lijkt nog niet in staat te zijn om te verwerken wat er is gebeurd.

Minutenlang zitten Evert en Fenna samen op de grond in de kluisjesruimte. Stukje bij beetje ziet Evert het bewustzijn in Fenna's ogen terugkeren. "Fen," mompelt hij na een tijdje, "hoe voel je je?" Hij merkt dat ze stevig zit, en laat de arm die om haar schouders lag langzaam zakken. Fenna kijkt hem met grote bruine ogen aan. "Duf," mompelt ze na een tijdje, "moe..." Evert knikt begrijpend. Hij wrijft zacht over haar rug. "Heb je je geen pijn gedaan?" Vraagt hij. Fenna schud haar hoofd. Nu heeft ze geen pijn, al kan ze zich herinneren dat dat de eerste keer ook zo was, en dat ze toen de volgende ochtend wakker was geworden met een aantal behoorlijk grote blauwe plekken. Ze kijkt Evert aan. "Ik wil naar huis." Mompelt ze. Hij knikt, staat op en helpt haar dan voorzichtig omhoog.

Een paar minuten later zit Fenna naast Evert in de auto, hij weigerde – terecht – om haar nog te laten rijden nu. "Ik dacht dat je het onder controle had met medicatie, Fenna," zegt hij uiteindelijk, "dit is gevaarlijk, dat weet je, hè?" Ze hoort de beschuldigende toon in zijn stem, maar kan zich er even niet druk om maken.  "Mijn medicijnen zijn thuis," mompelt ze, "en ik al een paar dagen niet." Op het moment dat de woorden haar mond verlaten, realiseert ze zich dat ze dit beter niet had kunnen zeggen. "Al een paar dagen niet?" Echoot Evert zwakjes. "Ik wist dat deze zaak zwaar voor je is, maar jezus, Fenna." Hij zucht, "hoe lang is een paar dagen?" Fenna haalt haar schouders op. "Vijf... Denk ik." Nu ze dit toch toe heeft gegeven kan ze nog zo goed helemaal eerlijk zijn. "Godver, Fen," Evert schudt zijn hoofd, "dat is niet goed voor je. En dat ga je vanaf nu ook niet meer doen." Daar gaat hij desnoods hoogstpersoonlijk voor zorgen.

Fenna hangt uitgeput in de passagiersstoel. Het enige wat ze nu wil is haar bed in duiken en heel lang slapen. "Evert?" Na een tijdje fronst ze lichtjes. "Dit is niet de weg naar mijn huis." Ze draait haar lichaam naar hem toe en kijkt hem vragend aan. Hij bijt even op zijn lip. "Ik-eh... Ik vind het geen fijn idee als je nu alleen bent, dus ik neem je mee naar mijn huis." Legt hij dan zacht uit. Ondanks dat ze het gebaar lief vindt, schudt Fenna haar hoofd. "Nee. Ik wil gewoon naar huis." Protesteert ze. Ze ziet Evert aarzelen voor hij de auto omkeert. Hij werpt een korte blik op de blondine, die er bleker en vermoeider uitziet dan hij haar in lange tijd heeft gezien. "Dan ga ik met jou mee," besluit hij spontaan, "ik ga je echt niet alleen laten nu." Aan de serieuze blik in zijn ogen kan Fenna zien dat hij het meent. "Prima," ze glimlacht zwakjes, "maar je slaapt wel op de bank."

Tien minuten later loopt het blonde duo de trap naar Fenna's appartement op. Evert steeds met zijn hand op haar rug. Ze staat niet stevig op haar benen, van de kracht en zelfverzekerdheid die ze normaal uitstraalt is weinig over. Hij begeleidt haar direct naar haar slaapkamer, waar hij haar op het randje van het bed laat zitten. Hij knielt voor haar op de grond. "Kan ik nog iets voor je doen, Fen?" Vraagt hij zacht. Ze kijkt hem aan, en ziet de bezorgdheid in zijn blauwe ogen. Het verbaast haar een beetje, hoe lief en zorgzaam hij is. "Dankjewel," fluistert ze, "het is goed zo. Ik moet gewoon slapen, dan is alles morgen weer goed." Hij knikt en wrijft zacht over haar knie. "Oh," ze bedenkt zich ineens iets, "je hebt natuurlijk beddengoed nodig." Ze komt overeind, nog steeds ietwat wankel. Voor ze twee stappen heeft kunnen zetten, heeft Evert haar pols vastgepakt. "Vertel maar waar het ligt, dan vind ik het zelf wel." Hij wrijft met zijn duim over haar arm. "Ik ben niet invalide hè?" Protesteert ze zwakjes. Hij grinnikt. "Je bent wel uitgeput." Weerlegt hij. "Gangkast," geeft ze dan toe, "tweede deur rechts." Hij knikt. "Komt goed. Dan zie ik je morgen, Fenna. Slaap lekker." Hij trekt haar heel even tegen hem aan, in een warme omhelzing. "Als er iets is moet je me wakker maken, oké?" Hij streelt door haar haren. "Beloofd." Fluistert ze, overweldigd door zijn warme gedrag.

De OplossingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu