Hoofdstuk 29

246 16 2
                                    

"Waarom moet je nou altijd zo verdomd koppig doen, Fenna?" Evert roert geïrriteerd in een pan. Zijn rug is naar Fenna toe gericht, maar hij kan de uitdrukking die ze nu op haar gezicht heeft zo voor zich zien. Haar wenkbrauwen samengetrokken in een frons, haar lippen tegen elkaar gedrukt en haar ogen net een tikkeltje donkerder dan normaal. "Koppig?" Echoot ze gefrustreerd. "Ik wil dit oplossen, Evert." Hij zucht. "Ja, dat snap ik. Ik ook. Maar... Je moet ook voor jezelf zorgen. Of het in ieder geval accepteren als ik dat doe." Er is weer een dag voorbij, de sporen die ze die ochtend hadden bedacht leveren voorlopig niks op. Als het aan Fenna had gelegen, hadden ze nog urenlang op het bureau gezeten, maar Dries vond dat geen goed plan. Het team is uitgeput, en dat had hij heel goed door.

"Fenna?" Evert realiseert zich dat ze wel heel lang stil is. Normaal had ze allang een of andere kwade opmerking of belediging naar zijn hoofd geslingerd. "Ja..." Haar stem klinkt afwezig, en als hij zich naar haar omdraait ziet hij dat haar ogen in het niets staren. Hij gaat op de stoel naast haar zitten, en legt zijn hand op haar schouder. "Fen? Ben je oké?" Bezorgd kijkt hij haar aan. Ze strijkt met haar hand door haar haren en haalt haar schouders op. "Gisteren..." Ze slikt. "In dat water... Ik was eerst zo bang, maar toen-toen niet meer." Ze knijpt haar ogen stijf dicht om de tranen tegen te houden. Everts hand glijdt van haar schouder naar haar rug, en strijkt daar zachtjes heen en weer. Fenna haalt trillerig adem. "Ik-ik wist dat ik bang moest zijn maar... Het enige wat ik voelde was opluchting." Ze kijkt Evert met betraande ogen aan. "S-soms dan... Het is zo moeilijk... Alles wat er is gebeurd... Al die jaren. Ik-ik..." Ze schudt kort haar hoofd. "En gisteren... In dat water, ik-ik dacht dat het klaar was. En-en het was goed." De stille tranen die over haar wangen liepen veranderen in hevige snikken.

Zwijgend streelt Evert over Fenna's rug. Ze heeft haar gezicht in haar handen begraven. Er was een moment, nog geen seconde, dat ze hem aankeek voor ze haar blik afwendde. En op dat moment zag hij een pijnlijke leegte in haar ogen. Het leven is uit haar verdwenen, ook al is ze gisteravond niet doodgegaan. "Sorry," snikt Fenna. Ze richt haar blik weer op, "het spijt me... Ik-ik...  Ik weet dat er genoeg redenen zijn om wel... Om niet d-dood te willen. En i-ik weet dat je van me h-houdt..." Ze haalt wanhopig haar schouders op. "Maar... dat is soms zo moeilijk te geloven." Ze wendt haar blik weer af. "Dit is ook niet wat jij wil... Sorry." Mompelt ze.

Evert trekt Fenna in een voorzichtige omhelzing. "Liefje..." Hij drukt een zachte kus op haar hoofd, "ik hou van je, oké? Zielsveel. Je bent mijn partner... Er is niemand om wie ik meer geef dan om jou." Hij streelt langzaam door haar haren. Fenna laat haar hoofd tegen zijn borst rusten. "Ik weet het," mompelt ze, "en ik probeert het te onthouden. Maar soms... Ik heb deze gevoelens al jaren. Soms meer, soms minder. Deze zaak haalt zo veel naar boven." Ze zucht diep, slaat haar armen om Evert heen en houdt zich stevig aan hem vast. "Ik weet het allemaal even niet meer." Fluistert ze. Hij verstevigt zijn greep op haar. "Dat snap ik. Na alles wat er de afgelopen weken is gebeurd..." Hij wrijft over haar rug. "Zo lang je maar weet dat ik heel veel om je geef... En dat je altijd alles tegen me kan zeggen." Hij drukt een zachte kus in haar haren. "Alles, Fen." Herhaalt hij. "Ik hou van je."

Everts woorden zijn lief, en ze stellen Fenna gerust, maar haar gedachten blijven ronddwalen. Het is inmiddels kwart over elf en ze ligt dicht tegen Evert aan in bed. Hij snurkt zachtjes, zij kan de slaap niet vatten. Haar gedachten zijn chaotisch. Ze vliegt terug in de tijd, haar tijd undercover bij Lucien Vonk. De tijd waaruit ze Richard Terpstra kent. Ze flirtte behoorlijk met hem, het was een knappe man, en ze vond het leuk om Mark een beetje te pesten. Mark... Ze sluit haar ogen en ziet hem weer voor zich. En zijn dood. Zijn lichaam, op de grond. Ineens vervormt het beeld in haar vader. Ook dood. Ook haar schuld. Ze slikt. Met moeite verlegt ze haar gedachten naar het heden. Ze voelt Everts borstkas op en neer bewegen op het ritme van zijn ademhaling. Daar moet ze op focussen. De tijd tikt voorbij. Op de digitale wekkerradio ziet ze dat het al tegen twaalven loopt. Ze probeert na te denken over goede dingen. Over een toekomst met Evert. Maar haar gedachten blijven haar terug trekken naar haar verleden. Één uur 's nachts. Haar gedachten zijn een orkaan. Ze is een wrak. Haar gedachten blijven dwalen. Tot ze zich ineens iets bedenkt waardoor ze rechtovereind in bed schiet.

De OplossingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu