De toekomst

230 13 2
                                    

'Wat kan ik voor u doen?' Klonk de krakerige stem van de winkelier. Toen hij Draco zag, werden zijn ogen groot en stamelde hij: 'O, excuses, meneer Malfidus, ik had u niet gezien. Waar heb ik dit bezoek aan te danken?'
'We komen alleen wat goud en zilver verkopen. Daar handel je toch in?'
Bij het woord 'goud' werden de ogen van de winkelier groot.
'Natuurlijk, meneer. Komt u mee naar de toonbank, dan kunnen we over een prijs onderhandelen.'
Samen liepen ze naar de toonbank. Oce haalde er een grote zak muntstukken uit. Ze haalde er een paar handen vol munten uit en streek er heel even over. Opeens begonnen ze meer te glimmen. De ogen van de winkelier waren inmiddels schoteltjes en hij pakte hebberig een aantal munten. Hij checkte ze op echtheid en zei met een norse stem: 'Goed, hoeveel wil je ervoor?'
'Hoeveel kunt u geven?' Vroeg Oce.
'Voor vijftig munten... tien Galjoenen.'
'Veertig.'
'Twintig, hoger kan ik echt niet gaan.'
'Dertig.'
'Vijfentwintig.'
Ze grijnsde.
'Vijfendertig.'
'Zesentwintig.'
'Zesendertig.'
'Zevenentwintig.'
Zo ging het even door, totdat ze op een eindprijs uitkwamen: vijfenveertig Galjoenen. Hij was onder de indruk van haar onderhandelkunsten.
Ze legde een grote zak op de toonbank.
'In deze zak zitten 1500 munten. Ik zou graag 1350 Galjoenen willen, alstublieft.'
Verbaasd keken hij en de winkelier haar aan. Ze was absoluut niet arm , met 1500 gouden munten.
Ze gaf de winkelier de munten en de winkelier gaf haar de Galjoenen. Snel telde ze ze na. 'Pardon meneer, maar u heeft me twintig Galjoenen te weinig gegeven.'
Zuchtend en vloekend gaf hij haar twintig Galjoenen.

Toen ze de winkel uitliepen, vroeg ze: 'Hebben jullie ook ergens een bank? Het lijkt me niet veilig om met 1350 Galjoenen over straat te lopen.'
'Natuurlijk. We zullen even bij Goudgrijp langsgaan en een rekening voor je openen.'

Nadat ze bij Goudgrijp waren geweest (Oce had de hele tijd afkeurend 'tovenaars' gemompeld) gingen ze naar Klieder & Vlek, om boeken te kopen. Zodra ze winkel in stapten, werden Oce's ogen groot en begon ze boeken te pakken. Aangezien hij haar al na een paar seconden kwijt was, besloot hij zelf maar zijn boeken te kopen.
Na een paar minuten kwam Oce met een grote stapel boeken aanlopen. Of liever gezegd, een grote stapel boeken kwam met Oce aanlopen. Hij had zelf net ook alle boeken die hij nodig had, dus besloot hij om met haar naar de kassa te lopen. Toen ze eenmaal hadden afgerekend, zag hij opeens Potter lopen. Snel duwde hij Oce de dichtstbijzijnde winkel in en wachtte tot Potter weg was.
'Waarom deed je dat?'
'Ehm, ik, ehm', begon hij. Hij keek om zich heen om een idee te krijgen. Opeens zag hij in welke winkel ze beland waren. 'Ik wilde je bezems laten zien. Ik denk niet dat je die al hebt, of wel?'
Ze glimlachte.
'Nee, inderdaad. Waarom zou ik een bezem moeten hebben?'
'Om Zwerkbal te kunnen spelen. Als je in Zwadderich komt, kan ik vragen of je bij het team mag.'
'Zwerkbal... wat is dat?'
Uit het veld geslagen keek hij haar aan. Toen ze zijn blik zag, haalde ze haar schouders op.
'Dan niet. Sorry dat ik niet alle 5403 sporten uit mijn hoofd ken. Maar een bezem lijkt me wel handig. Pardon meneer, wat is het beste model?' Dat laatste vroeg ze aan de winkelier, die waarschijnlijk Galjoenen zag, en haar direct het duurste model liet zien.

Een half uur later vertrokken ze van de winkel, Oce met een nieuwe bezem en hij met nieuw ontzag voor haar. Ze had de bezem met 76% korting weten te verkrijgen. Opeens stopte ze. Hij keek op uit zijn gedachten. Voor hen was de toverstokkenwinkel. 'Volgens mij heb ik ook nog zo'n stok nodig, of niet?'
'Ehm, nou ja, ja, eigenlijk wel. Heb je die dan nog niet?'
'Nee. Maar zometeen wel!'
En lachend liep ze de winkel binnen.

'Zoekt u een toverstok?' Vroeg Olivander toen ze de winkel binnenstapten.
'Nee, ik zoek een bezoar. Ja, natuurlijk zoek ik een toverstok! Waarom zou ik anders hier zijn?' Ze liep verder de winkel in. Hij had ondertussen besloten haar vreemde gedrag te negeren. Waarschijnlijk zou ze de stok voor de helft van de prijs weten te krijgen. Of gewoon helemaal gratis. Of met Galjoenen toe.
'Deze lijkt me wel mooi. Hoeveel kost hij?' Vroeg ze, wijzend op een stok.
'Zo werkt het niet, meisje, maar je mag hem wel proberen, hoor. Hij kost acht Galjoenen.'
Ze pakte de stok vast en zwaaide ermee. In de lucht verscheen een grote waterbel. Met nog een zwiepje knapte die. Hij kreeg de volle laag.
'Hmm', zei ze bedenkelijk, 'nee, deze is het niet. Hij zwaait niet lekker. Heeft u geen andere?'
Na nog een paar stokken besloot hij aan Olivander te vragen of die hem misschien droog kon toveren. Met een grote grijns gehoorzaamde die.
'Interessant, interessant. Zoiets kom je niet vaak tegen. Water als uitgangsspreuk. Sterker nog, de enige keer dat ik zoiets eerder zag, was 357 jaar geleden. Zij leek precies op jou, moet ik zeggen... ben je soms familie?'
'Dat... zou best nog wel eens kunnen.'
Bij die woorden keek Olivander op en begon toverstokdozen te verplaatsen. Helemaal achterin leek hij zijn doelwit gevonden te hebben.
'Hier, probeer deze.'
Op het moment dat ze de stok aanraakte, begon zich snel een blauw licht te verspreiden. Hij kneep zijn ogen dicht. Toen hij ze weer open deed, merkte hij dat hij niet meer op de Wegisweg was. Hij was in Zweinstein.

Hij merkte dat hij lachte. Hij lachte samen met Oce. Ze leek een stuk ouder. Achter hen was een blauwe, schijnende scheur in de lucht.
'Dat was geweldig. Heb je hem?' Vroeg hij. Zelf had hij geen idee waar hij het over had.
Oce knikte en hield een doorzichtige, glanzende steen omhoog.
'Hiermee gaan we de oorlog winnen, Draco!'
En toen werd hij teruggezogen naar het heden.

Toen hij zijn ogen weer opende, was hij weer terug in de toverstokkenwinkel. Er leken maar een paar seconden te zijn verstreken. Verward keek hij om zich heen.
'Nou, dat wordt dan acht Galjoenen, mevrouw.'

Toen ze de winkel uitliepen, keek Oce hem ernstig aan en zei: 'Vertel het aan niemand. De toekomst weten is gevaarlijk. Maar ik moet het weten: hebben we hem te pakken gekregen?'
Compleet in de war kon hij alleen nog maar 'Ja' stamelen.
'Goed. Dan zijn we nog niet helemaal verloren. Sorry dat je dat moest zien. Mijn kracht schiet soms door in anderen.'

Op weg naar de Lekke Ketel kon hij zijn gedachten maar niet van het vreemde gesprek afhouden. Wist ze wat hij zag? Misschien wel. Maar dan zou ze toch niet vragen of ze 'het' te pakken hadden gekregen? Dan zou ze het al weten. En dat 'het'... wat was het? En welke oorlog was er te winnen? Die met Jeweetwel? En wat had zij ermee te maken? Wat was die vreemde scheur? Waarom lachten ze? Waar waren ze geweest? En vooral: wat was die 'kracht' waar Oce het over had? Kon ze echt de toekomst zien? En had hij dat ook gezien? Het klonk wel logisch. Oce zag er ouder uit. En hij kon zichzelf niet besturen. Maar dat was toch onmogelijk? Je kon alleen door de tijd reizen met een Tijdverdrijver, en niet naar de toekomst. Zoveel vragen, zo weinig antwoorden. En het leek er niet op dat Oce bereid was om het te vertellen. Hij zuchtte. Zou hij er ooit achter komen?

Ze waren aangekomen bij de Lekke Ketel. Zodra ze een kamer had geboekt zei hij haar vaarwel en ging op weg. Zijn ouders zoeken. Om te vragen of ze misschien, heel misschien, bij hen kon blijven tot het einde van de zomervakantie. Die overigens nog maar een week duurde. Hij hoopte het zo. Hij had het gevoel dat hij eindelijk een echte vriend had gevonden.
Misschien zelfs voor altijd.

Oceana - deel 1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu