Boeman

146 8 3
                                    

Nog maar drie dagen zat ze al in Zwadderich, en het waren de drie gelukkigste dagen van zijn leven. Hij was zo blij dat Oce hier was, dat hij maar één keer iemand had uitgescholden: Griffel. Helaas moest ze daar bij zijn.
Hij had al snel ontdekt dat ze het niet kon hebben als iemand iemand uitschold voor modderbloedje. Ze had al een paar keer mensen vervloekt omdat ze toevallig langsliep toen ze 'modderbloedje' zeiden. De ziekenzaal zou sowieso niet leegzitten met haar op school.

Zodra ze de leerlingenkamer binnenkwamen, werd hij begroet door verschillende mensen en werd Oce afkeurend aangekeken. Een buitenstaander kwam niet zo makkelijk Zwadderich binnen. Hij voelde de bui al hangen.
'Genoeg gestaard?'
'O sorry hoor, dat we de vreemdeling aanstaren. Het is niet alsof je je echt voorgesteld hebt.'
'Ik? Ik hoef me niet voor te stellen. Iedere zichzelf respecterende inwoner van Interdimensiona kent mij al.'
'Je bent net zoals Lijpo Leeflang. Kom, Draco, ga weg van Lijpo de Tweede.'
'Nee.'
'Goede keuze, Draco. Het is niet verstandig om in het openbaar iemand van mijn stand te beledigen of af te wijzen. De laatste die dat deed, kan nu voor eeuwig slapen.'
Moord. Dat bedoelde ze ermee. Pas op, of ik vermoord je zonder genade.
'En hoezo iemand van 'jouw stand'?'
'Een Royal, natuurlijk. Wie anders?'
'Een wat?'
'Een Royal.'
'En waarom zou ik zo bang voor je zijn? Jij zou bang voor mij moeten zijn. Mijn ouders hebben invloed. Ze kunnen je zo van school af sturen.'
'Hier heb ik een paar dingen over te zeggen. Ten eerste: mijn ouders zijn nogal dood, maar hun naam jaagt de Minister van Toverkunst nog angst aan. Ten tweede: ik betaal zo'n beetje de hele school. Als ik van school word getrapt, hebben ze een groot probleem. Ten derde: er is maar één ding waar ik bang voor ben, en dat ben jij niet. Ten vierde: jouw ouders zijn niets, niets vergeleken met mij. Mijn macht, mijn status, mijn magie, mijn leven. Ik ben in alles beter, perfecter, sterker. Maar ja, wat verwacht je dan ook van een Royal?'
Margriet leek bijna te ontploffen.
'Jij $*&€)#@ ¥£(+/! Hoe durf je! Hoe durf je mij en mijn ouders te beledigen! Vies modderbloedje!'
Toen bleef het stil. Totdat Oce begon te grijnzen, op zo'n kwaadaardige, duistere manier. Een grijns waarvan de rillingen over je rug lopen, een grijns die je in je ergste nachtmerrie achtervolgt. Margriet, Margriet, dacht hij, wat heb je nu weer gedaan?
'Een modderbloedje? Ik, een modderbloedje? O, geloof me, Margriet Bullemans, jij komt hier niet zonder kleerscheuren vanaf.'
Na dat gezegd te hebben, stak ze haar hand uit en kneep hem tot een vuist. Margriet begon op de grond te kronkelen, in een stille poging aan de overduidelijke pijn die ze nu voelde te ontsnappen. Iedereen keek er met grote ogen naar. Margriet deed haar mond open en probeerde te gillen, maar er kwam geen geluid uit.
'Wat is er, Margriet? Heb je pijn?'
Met angstige ogen keek ze toe, nog steeds aan het kronkelen. Hij besloot actie te ondernemen.
'Oce, stop', zei hij zachtjes.
Ze keek hem kort aan, en liet haar hand zakken. Uitgeput lag Bullemans op de vloer.
'Dit is een waarschuwing voor ieder die mij beledigt. Pas dus op, want ik heb overal oren.'
Daarom zat ze dus in Zwadderich.

Tijdens de lunch kwam Margriet de Grote Zaal weer binnen, na even op de ziekenzaal te hebben gelegen. Ze zag er opgefrist en niet echt getraumatiseerd uit, wat hij eigenlijk wel had verwacht.
'Oké, wat heb je met haar gedaan?'
Ze probeerde onschuldig te kijken, maar dat faalde jammerlijk. Een buitenstaander had het waarschijnlijk niet van echt kunnen onderscheiden, maar hij kende haar goed genoeg om te weten dat ze nooit onschuldig zou zijn.
'Gewoon, ik heb haar geheugen een klein beetje gemodificeerd, en voor de grap, gewoon omdat het kon, heeft ze nu een... aparte tic.'
'Aha. Het gebruikelijke dus.'
'Jep.'

Die middag hadden ze weer VTZK (Verweer Tegen de Zwarte Kunsten). Toen ze het lokaal binnenkwamen, merkten ze al gelijk de grote, bruine kast in het midden van het lokaal op.
'De boeman...'
'Wat zei je?'
'Daar zit een boeman in. Een boeman laat je ergste angst zien.'
'Goed zo, Prinses. Dit is, klas, inderdaad een kast met een boeman erin. Ik heb hem laatst in de lerarenkamer gevangen. Ga maar allemaal in een rij staan.'
Even later was er een soort van rij gevormd.
'Goed. Nu gaan we eerst de tegenspreuk oefenen. Zeg mij maar na: Riddikulus.'
'Riddikulus.'
'Goed gedaan, klas. Nu allemaal-'
'Dus nu gaan we de 'enige' angst van Oceana zien? Waar ben je dan zo bang voor, spinnen?'
'Inderdaad, mevrouw Bullemans. Maar je mag iemand niet pesten om zijn angst, daar kan diegene meestal niets aan doen.'
'Ik ben niet bang voor spinnen. Waarom zou ik? Ik ben hun meesteres.'
'Oké... één voor één voor de kast gaan staan en 'Riddikulus' op je ergste angst gebruiken.'
Lubbermans kreeg Sneep, die hij in de kleren van zijn oma zette, wat eigenlijk best grappig was, Wemel kreeg een spin, Bullemans kreeg een weerwolf, Patty kreeg een mummy en toen... toen was Oce.
De boeman veranderde in een in duisternis gehulde figuur, ondanks de lichte kamer. Hij - zij? - droeg een lange jas met een kap die ver over zijn hoofd getrokken was. De glinstering van messen en kleine flesjes - vergif, misschien - liet zien dat hij tot op de tanden bewapend was.
Met een vaste stem zei Oce de spreuk: 'Riddikulus!' De jas van de man veranderde in zoete pastelkleuren, zodat hij er belachelijk uitzag. De klas lachte, en Oce liep naar het einde van de rij. De volgende was aan de beurt.
Ze deed het af alsof het niets was, maar Draco wist dat hij net iets belangrijks had gezien. Ze zag er niet uit alsof ze erover wilde praten, dus besloot hij er niet op in te gaan. Desondanks wist hij dat hij hierop terug zou komen.

Oceana - deel 1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu