Bij Villa Malfidus

225 12 2
                                    

Het was gelukt. Hij wilde het bijna uitschreeuwen van vreugde. Zijn ouders hadden erin toegestemd om Oce bij hen te laten logeren. Zijn vader wilde het eerst niet, maar zijn moeder trok hem over de streep, door hem te herinneren aan zijn 'galantheid' ofzoiets.
Nu waren ze op weg om Oce op te halen bij de Lekke Ketel. Hij kon zijn geluk niet op. Zijn ouders keken echter niet al te blij. Zijn moeder, die haar nog niet ontmoet had, had hem onderweg een aantal vragen gesteld.
'Waar woont ze?'
'Weet ik niet. Het is in ieder geval heel ver weg.'
'O, dus daarom is ze in de Lekke Ketel. Maar waarom moet ze dan bij ons logeren?'
'Omdat het in de Lekke Ketel gevaarlijk en vies is en ik haar vriend ben.'
'O, hebben jullie dan een relatie?'
'Nee, moeder. We zijn gewoon vrienden.'
'Wie zijn haar ouders en waarom zijn ze niet bij haar? Je hebt verteld dat ze veel geld heeft. Zijn ze zo onverantwoordelijk? Je vertelde ook dat ze bijna niets wist over de Heer van het Duister. En eigenlijk alles wat met de tovenaarswereld te maken heeft. Hebben haar ouders haar niet opgevoed?'
'Ik weet niet wie haar ouders zijn, maar ze zijn nogal dood. Vermoord. Voor haar ogen. En verder heeft ze niet zoveel levende familie over. Ook vermoord. Ik weet niet waarom ze zo weinig weet, ze lijkt me niet dom. Ze heeft veel verstand van geldzaken, etiquette en mensen, maar weinig van politiek. Misschien heeft ze daar gewoon geen interesse in.'
'O. Is ze een volbloed?'
Daar was hij al bang voor. Hij wist niet hoe hij moest antwoorden: hij wist het zelf geeneens. Maar toen hoorde hij een bekende stem.
'Dat is een interessante vraag. Aan de ene kant ben ik de grootste volbloed die je zult vinden, maar aan de andere kant zou ik ook zo een modderbloedje kunnen zijn... zo noemen jullie dat toch?'
Oce stond voor hen. Haar losse haar danste vrolijk in de wind. Ze had blauwgroene reiskleding aan, en blauwe leren laarzen.
'Trouwens, ik ben Oceana van Arelia, afstammeling van de eerste Pilaar van Arelia, Oceen-Anna. Jullie moeten meneer en mevrouw Malfidus zijn.'
'Hoe bedoel je?'
'Nou, ik- hé, kijk uit waar je loopt, volbloed tovenaar!' Er was iemand tegen haar aangebotst. Nog steeds was het vreemd om de naam die hij zijn hele leven trots had gedragen, zo vernederend gebruikt te zien worden. Zijn ouders keken haar vreemd en verbaasd aan.
'Gebruikte je nou de eervolle titel van volbloed tovenaar als een belediging?' Vroeg zijn vader.
'Het is... merkwaardig van u om uzelf 'tovenaar' te noemen. Waar ik vandaan kom, is dat een grove belediging. Maar ja, een volk dat zich 'tovenaars' noemt, kan toch onmogelijk niet tovenaril zijn?'
'Wat bedoel je daarmee?' Vroeg zijn vader boos.
'Kom op, jullie kennen toch wel een beetje Teroniaans? Mu isduti sej ty ag huioolsjil vfringilon hastri. Dat stelt me echt diep teleur. Tiovenairon betekent onwetende, domme of stomme. Dat is basiskennis!'
Ze kreeg drie geschokte blikken terug.
'Kom, laten we gaan. Binnenkort krijg ik een update over de situatie met het grootste kwaad van Interdimensiona en daarvoor heb ik een paar landkaarten nodig. Hebben jullie er een paar?'
'Wie zijn je ouders, kind?'
'Mijn ouders zijn Agamira van Arelia en Tylirion Achnomos. Hoezo?'
'Heb je nog familie in de buurt?'
'De enige hier is Martin, maar die is zijn lichaam kwijt, en hij is een Kweirulon, dus ik kan niet naar hem toe. Hoezo?'
'Wat is die... Martin's... achternaam?'
'Martin is mijn bijnaam voor hem. Eigenlijk heet hij Marten Asmodom Vilijn, maar jullie noemen hem Voldemort. Hij is mijn oudoom. Hoezo?'
Vanaf dat moment waren zijn ouders bijzonder beleefd rond Oce.

Die avond ijsbeerde zijn vader door de woonkamer.
'Waarom faalde je me te informeren over haar verband met de Heer van het Duister?'
'I-ik was het vergeten, vader, echt waar. Z-ze wist niet eens wie hij is, ik denk niet dat ze hem kent, vader.'
'Hm. Goed. Ze is wel een beetje... apart, vind je niet?'
'Zo... zo is ze nou eenmaal, vader, ze is... anders dan anderen.'
'Hm. Wat is 'Interdimensiona'?'
'Dat... dat weet ik niet, vader.'
'En wat bedoelde ze met 'Kweirulon'? Is dat een soort tovenaar? En wat is 'Troniaans'? Een soort taal?'
'Dat... dat lijkt me wel, vader. Ze is gewoon een beetje... anders.'
Zijn vader leek in gedachten verzonken.
'Goed. Je mag gaan.'
'Dankuwel, vader.'

Toen hij terugkwam, zat Oce op de grond in zijn kamer. Ze was een boek aan het lezen.
'Kom, ik zal je de gastenkamer laten zien. En de bibliotheek, daar zijn onze kaarten.'
'Bedankt, Draco. Waarom bleef je eigenlijk zo lang weg?'
'Ik- ik wilde nog wat eten halen, maar de huiselfen waren traag. Als het goed is, komen ze zometeen.'
'Huiselfen? Cool! Kun je me er eentje laten zien? Dan kan ik er aantekeningen over maken in de Encyclopedia di Vfringilon!'
'Ehm, natuurlijk, denk ik?'
Hij riep een van de huiselfen en die Verdwijnselde naar hen toe.
'Ga met Oce mee en laat haar je onderzoeken.'
'Natuurlijk, meester.'
Oce's ogen glansden. Maar toen Draco begon te praten, keek ze beschuldigend naar hem.
'Kom, Draco, zo praat je niet tegen een ander wezen, en al helemaal niet als je wilt dat hij iets voor je doet. Hebben je ouders je nooit verteld dat dat echt niet kan?'
'Wat? Nee, maar het is niet erg, want het is maar een huiself.'
'Maar een huiself... maar die heeft ook gevoelens! Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden.'
'Waar heb je het over? Het is niet alsof- oké, oké, sorry, hoor, het spijt me.'
Haar vernietigende blik sneed dwars door zijn ziel.
Dit jaar ging nog eens leuk worden.

De afgelopen week was... interessant geweest, om het zacht uit te drukken. Nadat hij Oce haar kamer had laten zien, was ze direct aan de slag gegaan met het beheksen van kaarten en het lezen van boeken. De volgende paar dagen hadden ze veel Zwerkbal geoefend (Oce bleek een natuurtalent te zijn als Jager). Ook had ze een uitgebreid verslag geschreven over de huiself. Daarnaast hadden ze hun lesboeken doorgekeken en had hij haar hun hele huis laten zien. Toen ze erachter kwam dat er geen verborgen ruimtes waren, of geheime portalen, of broekzakdimensies vol 'pizza', wat dat dan ook mocht zijn, was ze overduidelijk teleurgesteld. Ze leek niet eens zo onder de indruk van de grootte van hun huis. Natuurlijk, bedacht hij zich later, ze was waarschijnlijk opgegroeid in net zo'n groot huis. Of groter, te zien aan haar uitdrukking toen hij 'ja' antwoordde op haar vraag of 'dit alles was'.
Ondertussen was ze, zodra hij haar weer eens kwijt was, vrijwel altijd te vinden in hun bibliotheek. Dat moest hij onthouden, bedacht hij, voor op Zweinstein. Daar zou het waarschijnlijk ook zo zijn.
'Hebben jullie écht geen woordenboek Teroniaans-Frulionisch? Dat is echt standaard! Hoe vertaal je anders dan boeken als 'Geschiedenis van de Wijsheid der Sojtulianen: een korte versie'? Frulionisch is echt supermoeilijk! Hoe deed jij het vroeger dan met schoolopdrachten?'
'Wat... is... 'Frulionisch'?'
'Oh. Dat verklaart veel. Laat maar.'
Dat was een van hun vele vreemde gesprekken.
En nu gingen ze dus op weg naar King's Cross, naar Zweinstein. Alhoewel zijn vader haar nog steeds niet mocht, had zijn moeder Oce in haar hart gesloten, waarschijnlijk door haar vrolijke persoonlijkheid en omdat ze zag dat hij Oce nodig had. Als vriend.
'Heb je alles?' Vroeg zijn moeder aan hen.
'Ja, mevrouw. We hebben alles. Dankuwel dat ik hier deze week mocht verblijven.'
'Graag gedaan. Kom anders volgend jaar ook! Ik denk dat Draco dat heel leuk zou vinden.'
'Hm. Gaan we nu? We hebben haast.'
Dat was zijn vader, die haar waarschijnlijk zo snel mogelijk uit zijn huis wilde hebben.
'Ja, vader. Kom, Oce, naar de Zweinsteinexpress.'
En toen gingen ze op weg.

Oceana - deel 1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu