Het was een lange reis naar Trivah, maar ik kon de grote muur in de verte zien. Het zag er zo klein uit, maar in mijn herinneringen zag ik weer voor me hoe gigantisch het werkelijk was.
De Trivanen waren misschien gek, maar ze hadden een goed gevoel voor bouwen.
Voor de muur lag een kleine stad dat er verwaarloosd uit zag.
"Bardford," zei ik zacht.Vroeger was dit een rijke stad, totdat Trivah de muur bouwde en al haar armoedige burgers buitensloot.
Armoede was een groot probleem in deze wereld en vooral de mensenrijken stonden erom bekend. Gierige en hebzuchtige koningen waren de oorzaak en natuurlijk waren de rijke burgers daar ook een onderdeel van. De privileges die ze hadden... alleen maar omdat ze een gevulde portomonnee hadden.Ik herinnerde me de verhalen van mijn ouders die hun hele leven al in armoede opgroeiden. De muur stond er al toen ze geboren waren en legden mij uit dat overlevingsinstinct het enige was waar ik echt op kon vertrouwen.
Het leven was nog steeds hard en ik wist nog dat mijn moeder depressief raakte door haar teleurstelling in de koning van Trivah en mijn vader wel eens tegen haar zei: De muur beschermt niet alleen hen, maar het beschermt ons ook.
Die zin herhaalde ik vaak en zo begon ik met stelen. Ik wist mezelf altijd naar binnen te sneaken, omdat toendertijd de poorten van de muur regelmatig opengingen om voedsel, water en andere handelswaren naar binnen te laten.
Deze missie om Trivah te bestormen zou dus een eitje zijn.
De poorten die regelmatig opengingen zouden perfect zijn voor een aanval.Terwijl ik op de kar zat dat was volgestouwd met voedsel en zuiver water dacht ik na hoe ik mezelf ging introduceren.
Het was een lange tijd geleden dat ik mijn gezicht in Bardford heb laten zien.Ik arriveerde eindelijk in de stad en de armoede was een schrik. Het was nog erger dan eerst. Het had hier ook dagenlang geregend zo te zien, want de grond was een grote modderpoel.
Ik zag vrouwen in oude vodden hun kleren aan een waslijn hangen. Ze keken op toen ik binnenkwam.
Wat me ook opviel was dat er een paar kinderen waren die met een zachte bal aan het spelen waren, maar de meeste kinderen waren rustig en zaten in of voor hun huis.
Hierdoor wist ik dat de tijden slechter waren geworden. Ze zagen er ook uitgemagerd uit."Wat heb je bij je?" vroeg een meisjesstem en terwijl mijn paard de kar bleef trekken liep het meisje mee. Ze moest omhoog kijken om mij te zien zitten op de kar.
"Eten en drinken," zei ik.
"Voor ons?" vroeg ze.
"Voor jullie," antwoordde ik en ze glimlachte.
Ik reed met de kar naar wat vroeger het open plein was. Jaren geleden lagen er nog stenen in de grond, maar die waren niet meer te zien.
De modder had alles overspoeld.De mensen van Bardford volgden me naar het plein en keken me afwachtend aan.
Het kleine meisje dat me vragen stelde rende naar haar moeder en wees naar de kar.Ik stapte van de kar af en landde met mijn schoenen in de vieze modder. Ik keek even om me heen naar alle mensen en zag ook dat alle huizen ingezakt waren. Het was een trieste situatie.
Hoe lang was ik hier niet geweest?"Gegroet inwoners van ehm... Bardford," begon ik en schraapte mijn keel.
"Uhm... De zwarte leeuw oftewel koning Maltar schenkt jullie voedsel en water voor de komende tijd," zei ik en de mensen zagen er ineens blij uit. Ze glimlachten en kwamen op de kar af.
"Dank u wel! Dank u wel!" hoorde ik toen de menigte op me af stormde.
Iedereen begon met zijn handen aan de kar te trekken in de hoop dat het er een luik open zou gaan waar het eten uit zou vallen."Hey!" riep ik hard, maar niemand luisterde. "Als we dit nou eens rustig doen, dan kan iedereen evenveel krijgen," ging ik verder, maar ik werd aan de kant geduwd door een paar vrouwen.
"Ik heb een appel!" riep een oude mans stem en alle mensen begonnen wild te worden.
"Hey!" riep ik weer, maar ik struikelde over iemands voet en viel hard op de grond. De modder spetterde over mijn hele gezicht en ik probeerde snel op te staan.
Ik hoestte en veegde alle modder van mijn gezicht af.
"Kunnen jullie nog even luisteren?!" vroeg ik hardop, maar nogmaals: niemand luisterde."En nu ophouden! Jullie zijn geen Kynoka's die om het laatste stuk vlees vechten!" riep een zware stem en iedereen keek op.
Een kale man, met één oog, omdat het andere oog bedekt was met een groot litteken, kwam op ons allen afgelopen. Hij had twee mannen naast zich die hem beschermden, leek het wel."Waar zijn we mee bezig? Het eten moet goed verdeeld worden. Denk aan jullie kinderen en de ouderen onder ons. Stap weg van de kar en laten we dit goed doen," zei hij en de twee mannen naast hem wurmden zich langs de mensen heen die langzaam achteruit stapten om ruimte te maken.
De mannen die de kale man vergezelden onderzochten de kar. Ik liep op hen af.
"Ik ben Thomas en ik kom uit de naam van koning Maltar," zei ik.
"Ik weet wie je bent," zei de kale man en stond voor me met zijn armen over elkaar heen geslagen. "Jij bent de zoon van John,".Ik keek hem verbaasd aan, maar toen ging er een belletje rinkelen.
"Mark?" zei ik.
"Het is zo lang geleden dat ik je hebt gezien. Toen was je nog een klein kind," zei hij en hij spreidde zijn armen. Ik omhelsde hem.
"Wat goed om je weer te zien," zei Mark en ik keek even toe hoe het eten nu netjes werd uitgedeeld aan alle mensen door de twee mannen die bij Mark hoorden."Dus zo te zien doe jij de boodschappen voor de mensen," zei Mark en moest een beetje lachen.
"Soort van," lachte ik.
"Je bent precies op tijd voor vers gebrouwd bier," vertelde Mark en wees naar een ingezakt huis waar een uithangbordje hing met: De Luie Kat.
"Hebben jullie bier?" vroeg ik verbaasd."Om de zoveel tijd. Het duurt lang om bier te brouwen in zo'n armoedige stad. Gelukkig is Rein de beste bierbrouwer. Het enige wat nog waardevol is aan deze stad," vertelde Mark.
We liepen de herberg in en het rook er erg muf. Er lag veel zand en moddersporen op de grond.
Ik zag een vrouw vegen en een man achter de oude versleten bar staan.
"Mark! Een biertje?" vroeg de barman.
"Rein! Ja en doe er ook maar een voor deze kleine hier," zei Mark en we gingen zitten."Hoe gaat het met je?" begon Mark.
"Ja, wel goed," zei ik. "Met jou?"Mark knikte. "Het is moeilijk om de boel hier op orde te houden, maar het gaat,".
"Waarom blijf je hier eigenlijk? Waarom trek je niet de wijde wereld in?" vroeg ik nieuwsgierig.
Mark zuchtte. "Het is kansloos. Waar moeten we heen? Niemand mag Trivah. Alsof andere landen ons ooit zouden accepteren. Het is beter om hier te blijven. De mensen hier houden van de charme van Bardford,".
"Die charme is er al lang niet meer," zei ik.
"Dat zeg je alleen omdat je ouders er niet meer zijn," reageerde Mark.
Ik keek hem aan en wendde mijn blik af.
"Ik mis ze ook. Je vader heeft zoveel voor iedereen gedaan en je moeder was de liefste en oprechtste vrouw die ik ooit heb ontmoet," vertelde Mark en glimlachte naar me.
Ik knikte en toen zette Rein twee kannen bier op tafel.
Mark en ik proostten en ik nam een grote slok.
Gadverdamme! Dit bier was niet te drinken, maar ik hield mezelf in. Ik nam nog een slok en Mark keek me serieus aan."Ik heb je hulp nodig," zei ik toen.
"Wat voor hulp?"
"Voor een grote oorlog,"
JE LEEST
The Sword of Starlight✅
FantasyDeel I De prinses van Catador, Lena, voelt zich niet comfortabel in haar koninklijke familie. Al helemaal wanneer ze wordt uitgehuwelijkt aan de prins van Trivah, prins Jonas. Haar vader, de wrede koning Henrick, weet op een dag een gedaantewissela...