Hoofdstuk 71

14 2 0
                                    

"Breng alle kinderen en vrouwen in veiligheid. Laat hen onderduiken in de kelder van de klok," zei Mark tegen een man van zijn groep.
"We hebben de vrouwen nodig," ging de man tegen hem in.
"Nee! We hebben meer mannen dan vrouwen. Doe wat ik zeg en kom daarna terug naar de poort," reageerde Mark fel en de man knikte. Hij deed meteen wat hem gevraagd werd.
"Sil en Yemi!" wees Mark naar twee jonge jongens van mijn leeftijd uit zijn groep. "Sil, jij leidt de boogschutters. Ga en maak me trots!"
De blonde jongen knikte en maakte zijn weg naar de trap die naar de muren van Bardford leidde.
"Yemi," begon Mark. "Laadt alle Zwavelkruid op een kar en breng het hier,".
De donkere jongen knikte en ik zag dat hij een spalk op zijn been had.
"Gaan we dood?" vroeg hij met een kleine angst in zijn stem.
"Heb je goed gegeten?" vroeg Mark en Yemi knikte.
"Dan gaan we niet dood," merkte Mark op en legde zijn hand op Yemi's schouder. "Ik heb altijd een plan. Het komt goed. Dat weet je toch?"
Yemi knikte en liep van de poort weg.
Toen hoorden we het geluid van de luidende klokken van Bardford.
"Ze weten nu dat wij weten dat ze eraan komen," zei Mark.
"Ik haal de gedaantewisselaars," zei Maltar en Mark knikte naar hem.
Ik wilde met Maltar meegaan, maar Mark hield me tegen.
"Ik heb je nodig," zei hij en ik volgde hem de straat uit.
"Je behandelt hen als je eigen zonen," zei ik, terwijl we ons haastten.
"Ik heb hen opgevangen toen hun ouders er niet meer waren," vertelde Mark. "Ze zijn familie, net zoals jij dat ook bent,".
Het deed me goed dat Mark dat zei.

We gingen de herberg De Luie Kat in waar de herbergier Rein opkeek toen we binnenliepen.
"Rein! Ik heb mijn wapens nodig," zei hij en Rein wist meteen wat hij moest doen.
Hij verdween een kamer in en kwam terug met een grote mooie bijl.
"Ze is prachtig, vind je niet?" merkte Mark op toen hij zijn bijl in handen nam.
Rein gaf hem nog een paar kleine messen en Mark hing deze aan zijn kleinere gespen die aan zijn broek zaten.
"Ik heb het zwaard van Roza hier ook," zei Rein en legde een prachtig zilveren zwaard op tafel.
Mark keek er lang naar en pakte het op. Hij keek me toen aan en wilde het aan mij geven.
"Wat?" zei ik bescheiden.
"Je zal hem nodig hebben. Het beschermde haar altijd," zei Mark. "En nu zal het jou beschermen,".
Ik voelde me enorm vereerd en dankbaar en nam het zwaard voorzichtig aan.
"Dank je wel," zei ik. Mark knikte.
"We hebben veel te doen. Laten we gaan," zei hij toen en keek naar Rein. Rein pakte zijn eigen zwaard en knikte dat hij mee zou gaan.
We verlieten de herberg.

"Mark!" hoorden we toen we onderweg waren naar de oostelijke poort. Sil rende op ons af. "Je moet nu de muur opkomen. Er is iets vreemds aan de hand," vertelde hij en we haastten ons naar de muur.

Boven op de muur hadden we groot uitzicht op de Trivaanse muur en de andere dorpen in de verte. De sterren waren niet meer te zien door de donkere wolken die de hemel bekleedden.
Sil wees naar de poort van de Trivaanse muur en we zagen een lange rij soldaten naar buiten marcheren.
Ik keek naar de lange parade en zag dat de soldaten die voorop liepen richting de andere dorpen liepen. Ze droegen fakkels en ik kon zien dat er een groot monster tussenliep.
"Wat zijn ze van plan?" zei Mark hardop.
"Is dat een golem?" vroeg Sil. Maltar boog zich over de muur om beter te kunnen zien en knikte.
"Een vuurgolem," zei hij.
"Hoe komen ze aan een vuurgolem?" zei Farja en ik keek op.
"Moet jij nie-," begon ik, maar Farja wurmde zich tussen Maltar en mij in.
"Wat gebeurt er?" vroeg ze toen en op dat moment waren we allemaal getuige hoe de vuurgolem vuurballen wierp op het dichtsbijzijnde dorp.
"Nee," zei Mark. "Nee!"

De vuurgolem zette het hele dorp in vuur en vlam en we zagen hoe de soldaten binnendrongen

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

De vuurgolem zette het hele dorp in vuur en vlam en we zagen hoe de soldaten binnendrongen. We gingen er natuurlijk vanuit dat ze iedereen ginhen afslachten die het vuur had overleefd.
"Mannen... vrouwen... kinderen...," zei Sil verdrietig en ik zag Mark koken van woede nadat zijn zorgelijke blik verdween.
We stonden een lange tijd op de muur kijkend hoe de golem de laatste overeindstaande dorpen van de overlevende onschuldige mensen kapot maakte. Door de wind konden we het gegil en geschreeuw van stervende mensen horen. Het was verschrikkelijk en we konden niets doen.
Dit was hoe Trivah met haar eigen volk omging. Dit was de harde waarheid.

"Ik snijd hun kelen en voedt hen aan de raven," zei Mark en hij balde zijn vuisten.
"Ik weet zeker dat ze ook hier naar toe gaan komen," reageerde Sil.
"Mark," riep een stem en Yemi kwam aangelopen.
"Het kruid staat klaar beneden. Is alles oke?" vroeg hij toen.
"Dank je Yemi," zei Mark.
"Hoe gaan we deze vuurgolem verslaan?" begon Maltar.
"Vertel jij het ons! Jij bent het magische wezen," begon Sil ineens boos tegen Maltar.
"Heb je soms een probleem?" ging Maltar tegen hem in.
De spanning steeg.
"Jullie staan hier en doen niks! Hoe moeten wij als mensen dat ding verslaan? Doe iets!" riep Sil tegen hem.
"Pas op je woorden voordat je dit bondgenootschap verpest," gromde Maltar naar de jongen en Mark keek hem aan.
Hij legde zijn hand op Sils schouder.
"Het is nu geen tijd om onrust te zaaien Sil. Deze magische wezens zijn onze beste kans om dit te overleven. Denk niet alleen aan je eigen gevoelens," zei hij zacht. Sil keek Maltar lang aan en knikte toen naar Mark.

"Laten we ons aan het plan houden," zei Mark. "Want als ze hier komen zal alles veranderen,".
Hij liep toen naar de trap van de muur en ging naar beneden. Daar hadden inmiddels alle mannen zich verzameld. Ze hadden hun oude zwaarden, bijlen en zelfs zeisen in hun handen.
Maar ondanks dat ze hun wapens hadden zag ik de angst in hun ogen.

"Jullie zijn er," begon Mark en stond voor de groep mannen.
"We hoorden dat de andere dorpen vernietigd zijn, klopt dat?" vroeg één van die mannen.
Het was even stil, maar Mark zuchtte en knikte.

"Dan zijn we gedoemd! Hoe gaan we dit winnen?" riepen de mannen en er ontstond een luidruchtige discussie onder hen.
"Hoe gaan die gedaantewisselaars ons helpen tegen zulke haat?!" hoorde ik iemand zeggen.
"Hey!" schreeuwde Mark en het was plots stil.

"Ik weet wat jullie denken. Ik weet wat ik heb gedacht. Dat we gaan verliezen. Dat we nooit meer een toekomst kunnen geven aan onze vrouwen en kinderen. We leven hier al jaren. In modder, stront en we wonen in nog net niet instortende huizen. Wanneer gunnen we onszelf iets beters? Wanneer staan we op? Wanneer zeggen we: het is genoeg? Wanneer? Want ik denk elke dag aan: wanneer. Elke dag denk ik: wanneer mag ik mijn wraak nemen? Wanneer zullen die verraderlijke ratten achter hun muur vandaan komen?" zei Mark tegen zijn mensen.

"Maar kijk naar ons! Zij hebben een vuurmonster en wij zijn ook in de minderheid! Waar zijn die andere legers waar die leeuw het over had?" begonnen stemmen te zeggen.

"Oke," begon Mark. "Ik weet niet waar de andere legers zijn, maar ik weet wel dat we niks hebben aan getreuzel en onzekerheid terwijl die vuurgolem onze kant op komt. Wij kennen Bardford. Laten we daar gebruik van maken. Mijn beste vriend zei altijd:," en Mark keek mij even aan. Hij had het over mijn vader, John.
"Wie de kracht niet heeft moet zijn brein gebruiken," zeiden Mark en ik tegelijk.

"Ze noemen ons kakkerlakken. Kakkerlakken gaan nooit dood. Wij gaan hen dat laten zien. Denk aan jullie gezinnen en denk aan de betere toekomst! Wie is met me?!" riep Mark.
De mannen staken hun wapens in de lucht.

The Sword of Starlight✅Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu