31. De laatste confrontatie

179 32 2
                                    


De hoge pieken van de kasteeltorens doemde op aan de horizon, en ik vloog de vulkanen voorbij, recht op mijn doel af. Mijn grote klauwen klemde zich om de torens heen en mijn scherpe nagels prikte zich vast in de stenen muren alsof het aarde was. 

Sommige mensen waren door het klapperen van mijn vleugels al hun huizen uit getrokken, terwijl andere mij misschien hadden opgemerkt door de mijn beangstigende schaduw die hun huizen had bedolven. Voor een ieder die de redenen tot paniek had overzien krijste ik nog eens wraaklustig, zodat de grond onder hen trilde hen zelfs de dove blinden mijn aanwezigheid hadden opgemerkt. 

Een glanzende koets raasde door de kasteelpoorten naar buiten, geleid en achtervolgd door een tal aan soldaten die alle hun pijlen op mij richtte. Alle stedelingen haastte zich om de soldaten heen en keken weer vol verwachting toe wat voor confrontatie zich dit maal zou voordoen. 

De koets sloeg open en Barteon stapte uit, met die akelige lach op zijn gezicht, zoals ik had verwacht. Ik daalde neer en bries naar hem, zodat zijn blonde haren wapperde in de wind, maar die lach kon ik niet van zijn gezicht af brullen. 

Barteon stak zijn hand door het portier van de koest en greep een bleke hand arm vast. Met een harde ruk trok haar naar buiten, mijn Onia. Haar haren waren vreemd en bedwongen op haar hoofd gestoken, haar borsten werden tegen elkaar gedrukt in een strakke jurk waarin ze nauwelijks kon ademen en haar gezicht was vermagerd en ineen gezakt, zijn zwaard was tegen haar keel gedrukt. 

Mijn hart maakte een sprongetje van geluk, want Onia was nog in leven, al leek zij net als ik veel van haarzelf verloren te hebben. Zo maakte ook mijn hart een sprongetje van angst, want deze situatie kende ik. Dit was precies hoe wij Geluk hadden moeten laten gaan, en ik wou Onia niet nogmaals laten gaan. 

De Kleine DraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu