Een jonge draak herkent zich niet in wat zijn familie van hem verwacht, en besluit zich tegen hen te keren wanneer hij zij vijand in bescherming neemt. Maar het lot maakt het de draak niet makkelijk, op zoek naar wie hij is, en wie hij wil zijn.
Ga...
Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
Mijn hoofd kwam dichterbij, en ik snuffelde aan haar. Ze legde haar handen op mijn kin en zuchtte voldaan met een glimlach.
Haar koude lichaampje, nat van het gras, kroop zachtjes tegen mij aan en warmde zich op aan de hete gloed die onder mijn schubben vandaan vloeide. Ze smakte en gaapte, haar oogjes vielen sufjes dicht. Een vrediger gevoel had ik nog nooit gekend; het gevoel om mijn grootste vijand bescherming te bieden.
De volgende morgen werd ik wakker van het gekrijs van mijn broeders en zusters. We zouden naar het noorden trekken, naar de weilanden waar het vee zich inmiddels dik en rond had gegraasd, precies op tijd om door ons verslonden te worden. Mijn maag knorde bij de gedachte.
Het kleine meisje giechelde, en met bolle opgezette wangen imiteerde ze het geluid van mijn maag. Ze keek verbaasd op toen haar gebrom werd overstemd door luid gekakel. Haar mond viel vol verbazing open, en ze stapte zonder enige angst recht op het geluid af. Ze leek geen angst te kennen, ze leek zich van geen kwaad bewust te zijn. Ze was alles wat ik niet van mijn vijand verwachtte: zo onbezonnen, zo vriendelijk, zo onbevreesd. Mijn hart klopte echter sneller in mijn keel; mensen waren niet veilig in de bossen hier, zeker kleine mensen zoals zij.
Gelukkig keerde het meisje enkele tellen later terug, met een dikke, grote haan — zeker de helft van haar eigen lengte — tussen haar armen geklemd. Met een trotse glimlach reikte ze het beest naar mijn mond. Onbezonnen, vriendelijk, onbevreesd; iets wat ik nooit aan haar zou willen veranderen.
Ik hield mijn kaken, vol bloederige tanden, stijf op elkaar gedrukt. Ik wilde niet dat ze inzag dat ik een gevaar voor haar was, dat ik haar met gemak zou kunnen doden. Ik wilde zijn zoals zij, alles wat ze niet van haar vijand verwachtte.
Zuchtend keek ik op naar de hemel, waar mijn broeders en zusters hun macht tentoonspreidden, elkaar de vleugels stukkrabden in zinloze pogingen tot overheersing.
Mijn ogen gleden naar het meisje voor me. Zij was anders, net als ik.