23. In hun macht

185 31 12
                                    

Kon ik maar weg blijven, weg van alles. Maar de pijn trok me terug naar de wereld. De pijn wekte me en liet me al het kwaad dat mijn lichaam was aangedaan ervaren. Mijn vleugels, mijn hoofd, mijn rug, alles deed pijn. 

Ik hoorde weer, de zware stemmen van de soldaten, achter me, naast me, bovenop me, ze waren overal. Er klonk geen angst in hun stemmen. Ik rook hoe ze centimeters langs mijn scherpen tanden voorbij liepen, maar ik rook hun angst niet. Deze nietige kleine mannetjes waren niet bang voor een grote draak als ik. Deze nietige mannetjes hadden mij in hun macht. 

Ik hoorde voetstappen naderen, zonder mijn ogen te openen wist ik wie het, het was Barteon. Zijn passen stopte voor mijn hoofd, hij trapte ruw tegen mijn onderkaak, maar ik voelde niets. Het stelde niets voor bij de pijn die ze me aangedaan hadden.

Sufjes opende ik mijn ogen, keek hem dreigend aan in zijn arrogante ogen. Brommend wou ik opspringen, om hen alle te verpletteren onder mijn poten, om hun stuk te scheuren tussen mijn kaken. Maar mijn poten waren tegen mijn romp aan gebonden, mijn kaken waren op elkaar geklemd. 

Ik kon mijn nek nog bewegen, en met mijn hoofd stootte ik ruw tegen Barteon aan. Hij vloog weg. Zijn stalen harnas kletterde oorverdovend neer, zijn hoofd stoel tegen de grond. Hij zou moeten kreunen van de pijn, maar dat deed hij niet. Hij lachte slechts akelig.  'Zo, zo kleine draak, ik ben blij dat je je strijdlust niet verloren bent, die zul je nodig hebben deze reis.'

De Kleine DraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu