Hoofdstuk 10

138 8 0
                                    

POV Tony
Ik en Goldur hadden het over de reis tot nu toe als Jenny ons onderbreekt. "Denken jullie dat ze ons toe zullen laten?" Ik kijk haar verbaasd aan. "Hoe bedoel je? Waar?" "Over een uur of wat komen we in de buurt van de hoofdstad, en ik betwijfel of ze ons toe zullen laten. Het koninklijk paleis staat daar in de buurt, dus denk ik dat ze elk leger als vijandig leger zullen zien." Daar heeft ze wel een punt. Daar kunnen we nog wel eens problemen mee krijgen. "Maar kunnen we niet gewoon zegen dat we de delegatie uit Emara zijn?" Jenny kijkt Goldur sarcastisch aan. Die blik heeft ze nooit eerder gebruikt. Vast geleerd van vrouwe Pauline, of in ieder geval bij haar opleiding. "En dat zou jij geloven." "Tuurlijk! Ik herken de soldaten toch wel?" "En als het een groep onbekende soldaten was die zeiden uit Faralla te komen, zou je het dan geloven?" reageert Jenny op haar juffentoontje. Kijk, die herken ik dan wel weer. Goldur denkt even na. "Nee. Ik zou om bewijs vragen." "En om wat voor een soort bewijs?" gaat Jenny door. Goldur denkt weer even na. Je hoorde de tandwieltjes bijna knarsen. "Om een zegel, en om ervoor te zorgen dat ik de mensen die de zegel hebben kan vertrouwen stuur ik iemand op pad die ik zelf vertrouw om het voor me te regelen." Jenny rolt met haar ogen. "En als diegene je verraad?" "Zo kan je eeuwig door blijven speculeren Jenny. We snappen je punt, je weet nooit zeker of een leger vijandig is of niet." zeg ik, om het gekissebis op te laten houden, maar vooral omdat ik dacht iets te horen. "Goed gezegd, maar knoop wat Jenny zegt ook goed in je oren. Wij kunnen namelijk ook niet zomaar alle stadswachters in Faralla vertrouwen." zegt de stem van Will achter ons. Ik mag mezelf best gelukkig prijzen met mijn goede gehoor. Jenny en Goldur schrokken zich een hoedje. Will kijkt ons aan alsof hij elk moment in lachen uit kan barsten, maar dat toch niet doet. "Waarom niet?" "Je hebt gezien dat de Isitopes vallen kunnen zetten, dus zal elke stap die we zetten gevolgd worden. Bovendien wil de man die we gevangen hebben genomen nog even extra goed ondervragen in de stad, en als die in bezit van de Isitopes is heeft dat natuurlijk geen zin." antwoordt Will op Goldurs vraag. "Extra goed?" vraagt Jenny. Will knikt. "We hebben hem natuurlijk al wel ondervraagd, maar het enige wat tot nu toe heeft los gelaten is dat hij niks los zal laten, dus tsja, daar hebben we niet echt wat aan. Misschien dat hij in de stad meer los zal laten, want we kunnen hem hier niet doden, dat zou erg opvallend zijn, een dode man langs de weg." "Dan begraven we hem toch?" zegt Jenny schouderophalend. Ik trek mijn wenkbrauw op. "Gun je hem dat?" Jenny kijkt me verbaasd aan. "Gun je hem een plek om te rusten?" "Ja? Waarom niet?" Goldur schudt droevig zijn hoofd. "En dit is waarom jij nooit een goede vechter kan worden Jenny. Je bent veel te soft." "Ik ben niet soft!" reageert Jenny boos op Goldur. Ik grijns. Liefde...

POV Silferina
Ik denk dat Tigerai het wel waardeerde dat ik even naast hem ging rijden, want algauw hadden we het over van alles en nog wat. "Straks komen we bij een stad, niet? De hoofdstad dacht ik." zegt hij na een tijdje. Ik kijk hem verbaasd aan. "Hoe weet je dat?" "Ik ken die kaart zo'n beetje uit mijn hoofd. Bovendien hebben pap en mam me vaker kaarten van Faralla laten zien, dus was een groot deel al wel bekend, zoals de hoofdstad." Hm, handig. "Wij grijze jagers moeten zo'n beetje heel Araluen kennen. Elk jaar op de bijeenkomst worden nieuwe gegevens van de lenen erbij gezet en verbeterde gegevens veranderd, waardoor we steeds gedetailleerdere kaarten krijgen. Die zijn veel te moeilijk helemaal uit je hoofd te leren, maar hoe het ongeveer in elkaar zit weet ik wel." Tigerai glimlacht. "En je weet de weg van de haven naar huis, naar het paleis in Emara." Ik grijns. "O ja. Misschien moet ik de kaarten van Emara eens een keer doornemen. Het zou wat zijn als ik de weg in Emara niet wist." Tigerai grijnst en kijkt achterom. "Ik wil niet veel zeggen hoor, maar Goldur weet de weg ook niet zo goed. Hij kent de omgeving, een paar dorpen zoals het dorp waar we waren toen jeweetwelwat gebeurde." "Dat ik ontvoerd werd." "Dat ja. Maar meer weet Goldur ook niet. Hij had nooit wat met theorievakken. Hij was liever bezig met zijn zwaard." Daar herken ik Goldur wel in. En mezelf ook wel een beetje. Ik ben liever actief ergens mee bezig dan dat ik met mijn neus in de boeken zit, maar ik weet wel mijn weg te vinden in Araluen. "Wat gaan we in de stad doen?" "Ik denk overleggen, de gevangene nog eens ondervragen, water en eten bijvullen en de woestijn in gaan. Meer zullen we niet kunnen doen, want we hebben niet veel tijd." Zit wat in. Het blijft een tijdje stil, maar het was een fijne stilte. Niet zo'n stilte waarin je de drang voelt iets te zeggen. Uiteindelijk neem ik het woord weer. "Denk je dat we dit op kunnen lossen?" Tigerai blijft stil voor zich uit staren. Net als ik het nog een keer wil vragen antwoordt hij. "Ik denk dat we het wel kunnen oplossen, zolang we in onszelf geloven. Als we de moed opgeven zal het ons nooit lukken. Het kost misschien wel wat levens, maar dat is het waard, niet?" Ik knik. "Geloven in omszelf, nooit gedacht dat jij filosofisch kon zijn." Ik grijns naar hem. Tigerai kijkt terug met een blik van: 'serieus?' "Heel grappig hoor zusje." "Weet ik toch." Hij rolt met zijn ogen. "Nooit veranderen Sil, echt nooit." Ik frons mijn wenkbrauwen. "Wilde ik veranderen dan?" "Denk het niet, maar voor het geval je dat wil, niet doen." Oké. Zal ik onthouden.

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu