Epiloog

122 8 0
                                    

POV Silferina
Ongeveer een week later konden we vertrekken. We hadden Joris nog een beetje geholpen met het in handen nemen van Faralla. Moeilijk was het niet, want de meeste Isitopes vertrokken uit hunzelf al. De paar die achterbleven waren zo opgepakt en in de gevangenis gezet. Ik, Tony, Will, Goldur, Jenny en Tigerai zijn in de troonzaal om Joris en Linda nog even gedag te zeggen en de laatste dingen door te spreken. Ik had nooit gedacht dat Joris de heerser van Faralla zou zijn, maar het verklaart in ieder geval waarom hij en Linda in Emara waren en zoveel wisten wat wij niet deden. Ik ben bli dat hi de koning is, en niet een of andere opgeblazen zak. Mijn schouder geneest goed. Over een paar dagen kan het verband eraf. Amira's wonden genezen ook snel. Zij en Rhian hadden gisteren afscheid van ons genomen. Ik heb Amira gezegd te schrijven, maar daar moest ze om lachen. "Ik denk niet dat die brieven me dan ooit bereiken zullen. We reizen de hele tijd rond, weet je nog?" zei ze. Daar heeft ze natuurlik gelijk in, maar dat liet me niet tegenhouden. "We sturen elkaar gewoon brieven, of ze nou aankomen of niet. We kunnen toch postduiven gebruiken? Die vliegen zelf wel terug naar huis." Toen dat was afgesproken gaven we elkaar nog een dikke knuffel, en vertrokken ze. Ik heb lang staan zwaaien, met Tony naast me. Tony en ik zijn amper te scheiden geweest van elkaar de laatste dagen. We zijn elkaar bijna kwijt geraakt, en al klinkt het ontzettend lang geleden, het is nog te vers. Ik heb nachtmerries erover, dat Tony weer bungelend aan een touw zit, en ik machteloos toe moet kijken. Ik ben sowieso al vier keer schreeuwend wakker geworden, om dan meteen Tony's beschermende armen om me heen te voelen. Tony stoot me aan, waardoor mijn aandacht weer naar de realiteit wordt gezogen. Hij grijnst en knikt naar Joris, die me vragend aankijkt. "Sorry, ik heb de vraag denk ik niet gehoord..." mompel ik met een rood hoofd. "Je moet naar voren lopen." antwoordt Tony glimlachend. Verbaasd loop ik naar Joris toe, die tevreden en blij naar me glimlacht. "Ah, de Rode Vrouwe van de woestijnvolkeren." Ik werd knalrood. Die eretitel voelt nog steeds niet helemaal vertrouwd, maar ik ben bang dat ik er gewoon aan moet wennen. "Kniel voor me neer." zegt Joris. Ik kniel voor hem en Linda neer. Linda stond op, liep naar me toe en deed een speldje op mijn borst. Toen gebaarde ze me dat ik kon opstaan. Ik sta op, verbaasd naar het speldje kijkend. Het was een figuurtje met een mantel om, en het was gemaakt van puur goud. "Dit is een onderscheiding die meteen bij je bijnaam past, voor al je moed en goede daden. Als jij er niet was geweest was dit heel anders afgelopen." En bedankt dat je me daar nog eens aan herinnert. Met een brok in mijn keel zie ik aan Tony, die hulpeloos heen en weer bungelt aan de galg. Ik haal diep adem, zet een glimlach op en buig. "Dank u wel." zeg ik zacht. Ik voel me vereerd dat ik deze onderscheiding hebben mag, maar een deel van me is nog een beetje van slag door het beeld die ik kreeg bij de herinnering. Joris knikt naar me. "Wil Tony Marsher ook even een stap naar voren doen?"

POV Tony
Toen ik mijn naam hoorde stapte ik meteen naar voren, om naast Silferina te gaan staan. Ik had de neiging haar hand vast te pakken, maar deed het toch maar niet. Ik moet naar Joris kijken en opletten wat hij me te zeggen heeft. Linda kwam weer naar voren en speldde mij ook iets op, maar ik hoefde niet te knielen ofzo. Die van Silerina was een figuurtje met een mantel, die bij de naam die de Grenam haar gegeven hebben past. De mijne was iets anders. Een vossenhoofd met daarachter twee gekrijste pijlen. "De vos staat voor sluwheid en kracht, twee eigenschappen die bij jou ook wel passen. Je bent slim genoeg om je uit situaties te werken en sterk genoeg om voor jezelf op te komen en anderen te beschermen." Bij de laatste woorden keek Joris naar Silferina. Een zwak glimlachje krult op rond mijn lippen. Het beeld van Kinrah en haar verschijnt weer voor mijn netvlies. Ik hoefde maar een klein beetje later te zijn en Sil was dood. Dat idee voelt niet zo goed aan, eerlijk gezegd. "De pijlen staan voor wat je voor elkaar krijgt met pijl-en-boog. Denk bijvoorbeeld aan de overval van de Isitopes in het stadje, toen jij ze vanuit de ramen begon te beschieten. Of voor we gevangen werden genomen. Je hebt het verdiend Tony." Joris glimlacht naar me. "Zet maar een stap naar achteren." Ik en Sil stappen naar achteren. Will, Tigerai, Jenny en Goldur kregen ook een onderscheiding. Will kreeg een pijl-en-boog-speldje, met de boodschap vele levens gered te hebben met die 'verdomde' pijlen van hem. Will moest grijnzen bi die woorden. Tigerai kreeg een speldje in de vorm van een leeuw, voor zijn moed en krachtige optreden. Jenny kreeg een duif, omdat dat bij haar eigenlijke taak past en ze ook, net als een duif dat doet, moedig optrad om haar missie te voltooien. Duiven vliegen door weer en wind om een boodschap af te leveren, en Jenny heeft voor haar leven gevochten om Goldr te beschermen en het handelsverdrag met Faralla te sluiten. Zij en Joris hebben er even over gediscussieerd, maar hebben een handelsverdrag weten te maken. Goldur kreeg een zwaard, omdat hij daar erg goed mee is en hard heeft gevochten voor de uiteindelijke vrijheid van Faralla. Nadat we de onderscheidingen ontvangen hadden namen we afscheid en vertrokken we met de soldaten weer naar Emara, om straks weer naar huis te gaan. Joris en Linda bleven heel lang staan zwaaien, en ik zwaaide terug, tot ze uit het zicht waren. Nu gaan we naar huis, en ik hoop dat dat zonder hindernissen verlopen kan dit keer.

POV De Baas
Ik kijk naar de perkamentrol die voor me op het bureau ligt. Hebben verloren- staat er in een ruw, bijna onleesbaar handschrift. Het moet vlug geschreven zijn, door wie-dan-ook. Ik verfrommel het en smijt het in de hoek. Araluen mislukte door die kluns van een Clinn, en dan nu óók nog Faralla. Twee mislukkingen in korte tijd. Ik staar naar de grote kaart die voor me ligt. Gevallen landen - landen in mijn macht - en vrije landen staan erop aangegeven met vlaggetjes. Rood voor gevallen, blauw voor vrij. Araluen, Emara, Faralla en nog een klein handje andere landen is vrij. Ik gooi de kaart van het bureau af, woest op de mislukking die me twee keer overkomen is. En dat allemaal door de koninklijke broers en zus van Emara, dat jochie uit Faralla, hun mentor uit Araluen en dat diplomatenmeisje. Tigerai, Goldur, Silferina, Tony, Will en Jenny, met het leger van Emara, maar die hebben zij voor elkaar gekregen. Die zes mensen zijn de enigen die in de weg hebben gestaan, de enigen die verhinderden dat ik de macht over de wereld kreeg. Want Araluen en Faralla innemen gaat nu erg lastig worden. Emara zou sowieso lastig zijn geworden, dat wist ik vanaf het begin al. Maar als ik Emara in handen heb zullen de anderen vlug opgeven, want dan is de sterkste legermacht van alle landen op hun knieën gegaan voor mij. Ik maak me alleen zorgen om dat kleine groepje mensen, die zes die me in de weg zitten. Misschien moet ik ze uit de weg ruimen, hoewel ik ze als handelswaar kan gebruiken. Gijzelaars, beter gezegd. Maar dood gaan ze, dat moet wel. Anders zullen ze me dwarsbomen of het land weer bevrijden, dat weet ik zeker. En dat moet verhinderd worden. Ik rinkel een belletje dat op mijn bureau staat en meteen kwam mijn bediende al naar binnen, zonder een woord te zeggen. "Ik wil dat je Gerdal en zijn bende even voor me haalt." vraag ik glimlachend. "Ik heb een leuk klusje voor ze."

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu