Hoofdstuk 11

115 8 0
                                    

POV Tony
Eenmaal bij de stad aangekomen bleek erin komen inderdaad een probleem te zijn, zoals Jenny al voorspeld had. Silferina en Tigerai, die de hele rit met elkaar zaten te kletsen, komen bij ons staan. Auron, Joris en Will hadden besloten de stad in te gaan als vertegenwoordigers, dus moesten wij wachten tot ze terug kwamen. Het duurde niet lang voor ze terug kwamen. Auron zag er boos uit, Joris eerder verslagen en Will liet zijn emoties niet merken. "De soldaten moeten buiten blijven, maar Silferina, Goldur, Tigerai en Jenny mogen wel naar binnen, samen met de gevangene en Joris en Linda." zegt Will. Ik trek een wenkbrauw op. Blijkbaar ben ik onderdeel van 'de soldaten', en daar ben ik het niet mee eens. "Wij gaan toch ook mee?" vraag ik aan Will. "Tuurlijk. Wij horen bij Jenny en Silferina, dus pllooze kunnen ons moeilijk weigeren, als ze geen problemen willen. We zitten er vooral mee dat de soldaten buiten moeten blijven. Dat er geen plek is snapten we natuurlijk al wel, maar als ze buiten moeten slapen en de Isitopes vallen aan zijn zij het eerste doelwit. De stadhouder gebruikt ze als stootkussen." "En dat pik ik niet! Ergens buiten slapen omdat de herbergen vol zijn vinden we niet erg. Maar gebruikt worden? Nooit." roept Auron kwaad. Ik heb hem nog nooit zo boos gezien. Zijn ogen straalden woede uit, en leken vol bloeddorst te zitten. Silferina legt een hand op zijn arm, kalm en open. Dat zij kalm kan blijven met zo'n kwade man. Ik denk niet dat ik dat zomaar kan, niet zonder eerst tien keer in- en uitgeademd te hebben. "Misschien kunnen jullie bij het koninklijk paleis terecht." zegt ze simpel. "Goed idee, dan kunnen we meteen contact leggen met de koning. Die zal vast wel plek hebben voor zevenhonderdvijftig soldaten." zegt Will. Joris knikt, maar leek een beetje zenuwachtiger te zijn geworden. De woorden van Silferina schieten mijn hoofd weer in. Ik weet niet wat ik van Joris en Linda moet denken. Had ze dan gelijk met haar twijfels? Nee, spreek ik mezelf ferm toe. Nee, je vertrouwt Joris, dus moet je erin vertrouwen dat hij doet wat hij moet doen. "Linda kan jullie wel brengen. Dan kan ze meteen bij de koning blijven." Linda reageerde hier fel op tegenin. "En jij dan? Waarom moet ik veilig blijven als jij de woestijn in gaat om tegen de Isitopes te vechten? Nou?" Joris kalmeert haar door te sussen en zijn hand op haar schouder te leggen. "Ik heb een plicht te vervullen. Jij ook," zegt hij als Linda daarop wilde reageren. "Maar jij hebt een andere plicht dan ik. Ik heb liever dat je veilig op het kasteel bent dan dat je met ons mee de woestijn in gaat." Linda mompelde wat dingen, maar wat verstond ik niet. "Doe het voor mij." zegt Joris. Linda leek het even te overwegen er tegenin te gaan, maar toen zuchtte ze. "Goed dan. Ik zal de soldaten mee naar het paleis nemen en vragen of ze daar onderdak kunnen krijgen." Joris knikt. "Dankjewel." zegt hij zachtjes. Linda mompelde iets als graag gedaan, gaf haar man een stevige knuffel en ging zich klaarmaken voor de reis naar het kasteel. Auron leek zijn woede getemperd te hebben. Hij keek met koele ogen naar de stadsmuur, alsof hij het met zijn wil probeerde te breken. Toen draaide hij zich om en begon bevelen te roepen naar de soldaten, geholpen door Tigerai. Silferina, Jenny, Goldur, Will, Joris en ik gingen onze spullen pakken, deden ze op onze paarden en gingen toen Tigerai klaar was naar de stad. De gevangene hobbelde achter Trek aan met ons mee, terwijl Will er goed op lette dat het touw niet te strak, maar ook niet te los vast was gebonden aan Treks zadel. Te vast, de gevangene zou de hele tijd struikelen en het touw kon makkelijk breken. Te los, de gevangene hoeft maar een rukje te geven en kan weg. Beide gevallen willen we niet hebben.

POV Silferina
In de stad was het best rustig. Hier en daar waren een paar nieuwsgierige mensen die even kwamen kijken wat er door hun straten heen reed, maar over het algemeen was het rustig. We kwamen zonder problemen bij het grootste huis van de stad aan, waar de man die de stad beheert woont. Stadhouder noem je dat volgens mij. Hoe dan ook, daar hadden we ene klein oponthoud. "Sorry, we hadden u nog niet verwacht. Wilt u hier even blijven wachten?" De bediende voor ons kijkt ons een beetje zenuwachtig aan, alsof hij bang is voor het antwoord. Joris knikt. "Prima. Zeg hem wel dat er haast bij is. Even wachten kan wel, maar het mag niet te lang duren." De bediende deed de deur dicht. We hoorden zijn rennende voetstappen wegsterven in de stilte die om ons heen was. Dat gaf me tijd om even rond te kijken. Het plein waar het enorme huis aan lag was niet groot, en er waren veel zijstraatjes te zien. Als je midden op dit plein een aantal mannen hebt en de vijand door de nauwe steegjes laat lopen, ben je sowieso in het voordeel. Het is moeilijk iets te pareren in een nauw straatje. De oplossing zou zijn zelf op zo'n plein te gaan zitten of boogschutters op het dak neerzetten die een bres kunnen maken die je manschappen tijd geven uit zo'n straatje te komen. "Handige straatjes, niet?" fluistert Will. "Als je er gewoon voor zorgt dat er niemand op het dak kan komen heb je dik kans dat je wint." Blijkbaar dacht hij hetzelfde als ik. "Dus wat zou de oplossing zijn als je niemand op het dak plaatsen kan." "Gewoon afwachten en ze naar jou toe laten komen." Will knikt. "Of een dak zoeken waar het wel op kan." mengt Tony zich in het gesprek. Opnieuw knikt Will. "Moet je wel in het stadhuis zien te komen." Ik glimlach. "Het is maar goed dat we de hoofdstad niet in hoeven te nemen, niet?" Ik kreeg geen antwoord.

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu