Hoofdstuk 1

187 9 0
                                    

POV Silferina
"Vangen!" Ik gooi Goldur een van de zakken toe. Hij stapelt ze op, zodat we ze makkelijk mee kunnen nemen. In het grootste deel van die zakken zit geld als dank van koning Arnaut. In een paar andere zitten onze spullen en wat te eten. Als de laatste zak van boord is spring ik ook aan wal. De rest stond al klaar om weg te gaan. Ik stijg op Danser, kijk of mijn spullen wel goed vast zitten, geef Danser de sporen en ga achter de rest aan. "Eindelijk weer thuis." Goldur kijkt me met twinkelende ogen aan. Ik grijns naar hem. "Miste je de rust hier?" Hij haalt zijn schouders op. "Ik had wel eens momenten waarop ik dacht: kan iedereen even stoppen en me rust geven? Ik werd gek van het continu moeten vechten en vluchten. Dat jij dat zomaar nemen kan." Ik haal mijn schouders op. "Heb waarschijnlijk iets meer meegemaakt dan jij." Het bleef even stil tussen ons. Tony kwam naast ons rijden. "Waar hebben jullie het over?" "Goldur is moe." De laatste tijd ben ik anders met Goldur om gegaan. Eerst was het: ik heb een broer, hoe moet ik daarmee omgaan? Maar nu is het meer: ik heb een broer, laat ik hem eens plagen. Waarschijnlijk is dat omdat ik mijn geheugen terug heb. Goldur kijkt me boos aan. "Ik ben moe van het continu vechten en vluchten ja." "Moet je dan even een bed op gaan zoeken? Op een paard slaap je denk ik niet zo lekker." Goldur wilde reageren, maar hij hield zijn mond toen Jenny er ook bij kwam rijden. "Hoe is Faralla eigenlijk? Zijn de mensen daar aardig?" Tony haalt zijn schouders op. "Geen idee. Ben er dertien jaar niet geweest weet je." Hij grijnst gepijnigd. "Joris en Linda zijn wel aardig." zeg ik. Jenny knikt. "En hoe is het land?" We halen allemaal onze schouders op. "Nog nooit geweest." zeggen ik en Goldur tegelijkertijd. Tony probeert niet te glimlachen, maar je zag dat het hem moeite kostte. Mijn en Goldurs relatie is echt verbeterd. We hebben steeds meer tweeling-trekjes, zoals bewegingen tegelijkertijd toen of tegelijkertijd dingen zeggen. Ik ben er op het schip aan gewend geraakt, tenminste, voor een groot deel. Het laat me in ieder geval niet meer in de lach schieten, zoals eerst. Het is wel raar. Het paleis kwam in zicht. "Thuis." zegt Goldur. "En daarna gaan we weer verder." maak ik zijn zin af. Hij knikt. Tony lijkt zenuwachtiger te worden. Als we in het paleis zijn is het maar een paar dagen voor we naar Faralla gaan, zijn thuisland. Ik denk dat hij dat heel spannend vind. Ik zou het tenminste spannend vinden, als ik mijn geheugen terug had voor ik in Emara kwam. Ik glimlach bemoedigend naar hem als hij mijn blik opvangt. 'Komt goed'- mime ik. Hij glimlacht dankbaar naar me. Jenny leek ook zenuwachtig te worden, maar dat is eerder omdat dit haar eerste echte opdracht is. De poorten voor ons gaan open, want de wachtpost bovenaan herkende ons. "Goedemorgen hoogheid!" roept hij naar beneden. Ik kijk even naar de zon. Mhoa, het is nog net morgen. "Goedemorgen!" roep ik vrolijk terug. Tony grinnikt. "Als jij maar nooit verandert Sil."

POV Tony
In het paleis werden we opgewacht door Silferina's ouders en haar broer, Tigerai. Tigerai had zijn spullen voor zich staan. Hij zou namelijk met ons mee naar Faralla gaan, als kapitein van de legereenheid die mee zou gaan. "Jullie moeten direct vertrekken. Joris wacht aan de andere kant op jullie. Hij vertelt wel hoe en wat." zegt Silferina's vader. Haar moeder loopt naar de verbaasde Silferina en Goldur, die met afgestegen waren, en geeft ze een knuffel. "Pas goed op jullie zelf." Tigerai neemt afscheid van zijn ouders en voegt zich met zijn paard bij ons. "Weet jij waarom we haast hebben?" vraagt Goldur. Tigerai kijkt zijn kleine broertje grimmig aan. "Joris legt het uit. Van wat ik weet is de situatie verslechterd." Will trekt zijn wenkbrauwen op. "Verslechterd?" Tigerai knikt. "Nogmaals, we hebben een beetje haast. Joris legt het allemaal uit. Later." Hij geeft zijn paard de sporen en gebaart ons te volgen. De ouders van Sil bleven even staan kijken en zwaaien, maar na een tijdje moesten ze het paleis weer in en belangrijke zaken regelen. We zijn nu met duizendenzes man, mij, Silferina, Goldur, Will, Jenny en Tigerai meegerekent. Duizend soldaten. De situatie is wel heel erg verslechterd. Aan het eind van de weg zat Joris op ons te wachten, samen met zijn vrouw. "Wat is er aan de hand? Vanwaar de plotselinge haast?" vraagt Will, die blijkbaar meteen doorhad dat hij tegen Joris praatte. Joris kijkt hem verbaasd aan. "Joris, Will, onze mentor. Will, dit is Joris." stelde ik hem vlug voor. Joris knikt naar Will. "Ik zal vanavond vertellen wat er aan de hand is. Eerst moeten we zo veel mogelijk afstand overbruggen vandaag, zodat we snel in Faralla zijn." Wat er ook aan de hand is, het is ernstig. Iets in me zegt dat de Isitopes meer macht hebben gekregen. Meer land. Maar hoeveel? Geen idee. Sil stoot me aan. "Meer land?" Meer woorden waren niet nodig, ik snapte haar direct. "Zo'n vermoeden heb ik ook." antwoord ik. Silferina knikt een paar keer. "Blijft raar. Een stam die eerst enkel hier en daar in opstand kwam die nu ineens een heel land aan het veroveren is." Ik had Silferina en Godur op de weg terug naar Araluen verteld over mijn gesprek met Joris en de situatie in Faralla. Goldur wist al een deel van zijn ouders, maar Silferina was erg verbaasd. Ze zei precies hetzelfde als ze net zei. Het klopt wel, het is best raar. Een stam, een nomadenstam nota bene, verovert ineens bijna een heel land, en lijkt dan ook gewoon niet meer te stoppen. "Jullie zien er slim uit. Wat is er?" Auron kwam naast ons rijden. De opgewekte luitenant ging met ons mee om een escorte te vormen en Tigerai bij te staan. "We denken dat de Isitopes, een nomadenstam uit de woestijn," legt Sil uit toen ze zijn verbaasde gezicht zag bij de naam 'Isitopes'. "Meer land veroverd heeft, en blijkbaar is dat zo ernstig veel of verontrustend dat we snel door moeten gaan." vervolgt ze. Auron knikt. "Ik wist dat ik bij jullie aan het juiste adres was met deze vraag. Dus die Isidingessen hebben meer land?" "Isitopes." verbeter ik hem. "Maar voor de rest, ja." Auron knikt een paar keer en rijdt terug naar zijn vrienden. Ik blijf het een vreemde man vinden, maar hij is wel betrouwbaar. Het zou wat zijn als hij niet betrouwbaar was.

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu