Hoofdstuk 22

107 8 2
                                    

POV Silferina
Toen ik weer wakker werd voelde ik dat iemand me in zijn armen droeg. Ik kreun en probeer mijn ogen weer open te doen, maar dat lukte niet. Ik voelde me heel licht in mijn hoofd, en de duisternis voor mijn ogen werd steeds donkerder. Volgens mij zweef ik echt op het randje van leven en dood. Toen werd alles opnieuw zwart.

POV Tony
Ik lag nog steeds in Wills armen. Als ik mezelf overeind wilde hijsen werd ik heel duizelig en mijn koppin was ook nog steeds niet verdwenen. Het leek zelfs erger te worden. De Isitope voor ons keek ons een voor een aan. "Jullie heb ik nodig, dat wil Kinrah." Wie is Kinrah nou weer? In ieder geval is hij de echte baas, dat hor je aan de stem van de Isitope voor ons. "Maar wat zal ik toch eens met de soldaten doen, want daar had hij het nooit over gehad." Zijn hoofd draait zich om naar Auron en zijn mannen. Ik ben blij dat Auron nog leeft, hoe vreemd en raar ik hem soms ook vind. Ik schat dat er nog zo'n tweehonderd man daar zit. De anderen zijn gedood. Hoe goed de Emaranen ook zijn in vechten en oorlog voeren, tegen zo'n overmacht konden ze niet op. Onder de tweehonderd man die er nog was waren ook een stuk of tachtig gewonden. "Ik kan jullie natuurlijk hier gewoon vermoorden." zegt de Isitope gladjes. Tigerai sprong op, maar werd meteen tegen gehouden door twee Isitopes die hun zwaarden op zijn borst richtten. De Isitope leek dat erg grappig te vinden. "Kroonprins Tigerai, niet?" Tigerai blikte of bloosde niet, maar ik denk dat zijn hersenen op dit moment op volle toeren draaiden. Hoe wist die Isitope dat? "Aangenaam kennis te maken, ik ben Kellah, de rechterhand van Kinrah." Kellah, alsof alle Isitopes een naam hebben die met een 'K' beginnen. Tigerai antwoordde niet, tenzij je boos kijken een antwoord geven noemt. Als blikken konden doden lag Kellah nu dood op de grond. En was vechten veel makkelijker geweest. "Dus, terug naar de soldaten." Hij kijkt naar de tweehonderd man voor hem. Van het leger waar we Faralla in kwamen is amper wat over. Driehonderd man, van de eerst duizend. Geweldig. "Nogmaals, ik kan jullie hier doden, maar dat vind ik niet eerlijk." zegt Kellah. Tigerai's nekspieren spanden aan, klaar voor de aanval. Goldur schudde zijn hoofd, Jenny kneep in zijn hand, Will hield mij nog steeds overeind en Joris bekeek alles met dichtgeknepen ogen. "Dus wat moet ik dan doen?" gaat Kellah verder. Dat was het moment dat Joris zich erin begon te mengen. "Als je ze maar niet in de woestijn stuurt, want dan vinden ze de weg nooit meer terug en gaan ze langzaam dood." Tigerai leek hem aan te willen vliegen, maar Joris keek hem strak aan. Ik heb een plan- leek die blik te willen zeggen. Ik keek even in het rond. Ik herinnerde me opeens dat ik Bellado en Trek al een hele tijd niet heb gezien. Na een tijdje had ik ze gevonden, bij de andere paarden van de Emaraanse soldaten, vastgebonden aan een van de paarden van de Isitopes. Ze werden goed in de gaten gehouden, maar ik zag dat Bellado bezorgd om me was. Ik concentreerde me weer op Kellah, die Joris met een mengeling van verbazing en nieuwsgierigheid aankijkt. Dan knijpt hij zijn ogen tot spleetjes. "Ben jij Joris?" Joris haalde zijn schouders op. "Misschien wel, misschien niet." Hij keek Kellah uitdagend aan. "Ja, je bent Joris. Koning Joris zelfs." zegt Kellah grijnzend. Ik kijk met een ruk naar Joris, die geen emoties liet blijken. Koning? De rest staarde hem ook aan. "Wat maakt dat nu nog uit. Mijn titel heeft geen betekenis op dit moment. Jij was bezig met hoe je de Emaraanse soldaten de dood in zou gaan sturen, zonder je eigen handen daar vuil aan te maken." Joris klonk erg neerbuigend, alsof hij Kellah niet als een meerdere zag, maar als een of andere slaaf die iets niet snapte. Kellah leek te ontploffen. Hij stormde op Joris af en sloeg hem met zijn mes. Een donkerrode streep verscheen op zijn wang. Kleine druppels baanden hun weg naar buiten, maar Joris liet nog steeds geen emoties blijken. Kellah leek iets te bedaren en kijkt weer naar de soldaten. "Ik stuur ze de woestijn in, en zoals het hoort moet ik dan ook wat water meegeven." Joris glimlachte even. Ik was nog bezig met het feit dat hij koning is, maar die glimlach bracht me weer bij zinnen. Dit had hij voorspeld en in gang gezet door te zeggen dat de soldaten zouden verdwalen. Joris is slimmer dan ik had gedacht. "Geef ze drie zakken water mee voor onderweg." beveelt Kellah. Tigerai ontplofte. "Wat? Drie zakken water? Dat is lang niet genoeg voor tweehonderd man, waaronder zo'n tachtig gewonden!" roept hij. De zwaarden van de Isitopes prikten in zijn borst, maar blijkbaar maakte het Tigerai niet meer uit. Hij bekommerde zich alleen nog maar om zijn mannen, die een zekere dood in gezonden werden. "Wil je liever dat ik ze hier een voor een dood? Voor je ogen?" vraagt Kellah koeltjes. Tigerai knarste met zijn tanden. "Nee." "Nou dan. Neem hun wapens af, geef ze drie zakken water en jaag ze de woestijn in. Deze zes gaan met ons mee." Tigerai protesteerde niet meer, maar je zag het vuur nog in zijn ogen. Auron glimlachte naar hem. "Weras nirras bromenom. We zijn niet te breken. We komen u redden hoogheid!" zegt hij. De soldaten gromden instemmend, zelfs de gewonden. Tigerai liet zijn schouders zakken. Kellah keek Auron lang aan. "Of zal ik jou hier en nu vermoorden." zegt hij. Tigerai ging meteen weer in de aanval over. "Nee! Je hebt gezegd ze de woestijn in te sturen met drie zakken water. Ze betekent alle, maar dan ook alle soldaten." zegt hij. Kellah snuift. "Goed dan. De woestijn in." De Emaraanse soldaten werden van hun wapens afgenomen en daarna de woestijn in gestuurd. We keken ze na, terwijl de groep steeds kleiner werd. Kellah kijkt naar ons. "Jullie zijn er niet veel beter af dan die daar." Hij bestudeert ons om de beurt. "Dat meisje gaat op een paard. Die jongen die ze vast houdt ook, die zal niet kunnen lopen." Hij draait zich naar mij om. "Jij gaat ook op een paard. De rest gaat lopen." Hij draait zich om. "Maar eerst slaan we hier ons kamp op. Het is midden op de dag, dus moeten we even wachten met lopen. Jullie, bewaak hen." Een viertal Isitopes kwam bij ons staan en hield wacht, zodat we niet weg zouden lopen. Ik lag nog steeds tegen Will aan, die me over mijn rug aait. "Waarom moest je eigenlijk huilen? Dat wil ik al de hele tijd vragen." zegt hij. De brok in mijn keel is opeens weer terug, maar ik wil het wel zeggen. "Sil is dood."

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu