Hoofdstuk 4

135 8 0
                                    

POV Tony
De volgende dag kondigde Joris aan dat we bijna bij de grens zijn. "Maar dat betekent alleen maar dat we voorzichtiger reizen moeten. Juist nu kunnen we aangevallen worden." Ik, Sil, Jenny en Goldur werden naar het midden van de groep verhuisd, waar Will, Tigerai, Auron en Joris de laatste zaken bespraken. "Ha! Daar is de jeugd." zegt Auron opgewekt. Silferina glimlacht naar hem, Goldur zwaait en Jenny en ik schenken hem een klein, niet-echt-op-ons-gemak-voelend glimlachje. Volgens mij had hij dat niet door. "Over een uur of wat zijn we in Faralla. Onze verkenners hebben tot nu toe geen hinderlagen gemeld, maar we wachten nog op een groep verkenners. De groep van Tito." brengt Tigerai ons op de hoogte. Tito is een jonge luitenant die best aardig is, maar volgens mij veel te verlegen om luitenant te zijn. Goldur heeft me al uitgelegd dat Tito juist in de strijd zijn beste beentje voor zet, maar anders amper wat zegt of doet. Zo is hij nou eenmaal. Linda kwam naar ons toe gelopen. "Tito is terug gekomen. Hij is alleen en ligt in de hospik." Tigerai, Joris en Auron kwamen meteen in beweging, Jenny sloeg een hand voor haar mond, Goldur fronste verbaasd zijn wenkbrauwen en Will, ik en Sil werpen elkaar even een blik toe. "Verkennen?" vraagt Silferina. "Verkennen." zegt Will. "Ik ga wel naar de hospik." mompel ik, terwijl Will en Silferina weglopen om te gaan verkennen. Ik loop in een drafje naar de hospik, waar ik Tigerai, Auron en Joris trof. "Ha! Tony! Kom erbij. Tito ging ons net vertellen wat er gebeurt was." zegt Joris. Ik voeg me bij het groepje rond het bed van Tito. Tito was ernstig gewond. Zijn arm was bedekt met bloed - van hemzelf en van anderen vermoed ik -, zijn been maakt een vreemde knik en zijn gezicht is er ook niet al te best aan toe. Tito kijkt verontschuldigend naar Auron en Tigerai. "Ik ben er tien kwijt geraakt aan ze. Ze lagen op ons te wachten, alsof ze verwachtten dat we daarlangs zouden komen. We werden van alle kanten aangevallen, en vochten als leeuwen. Het was niet genoeg. Al mijn mannen sneuvelden, en mij lieten ze gaan om het bericht dat ze er klaar voor zijn over te brengen." vertelt Tito. "Wie?" vraagt Tigerai. "De Isi..." Tito's stem stierf weg. Hij verslapte en zei niks meer. Zijn ogen staarden naar het plafond. Dood. Ik heb nog nooit een oorlog meegemaakt, maar dit is de tweede keer dat ik iemand voor mijn ogen dood zie gaan. Ik denk dat dat nog vaak herhaald zal worden. Ik slik als ik weer aan mijn nachtmerrie denk. "De Isitopes. Ze weten dat we komen." mompelt Joris. "Laten we maar vlug verder trekken, voor ze ons bereikt hebben. Liever zelf een plek om te vechten uitkiezen dan dat zij dat doen." zegt Auron. Tigerai knikt instemmend. Dan herinner ik me iets. "Will... Will en Silferina zijn op verkenning gegaan." zeg ik. Joris, Tigerai en Auron kijken me aan. "Waarom?" "Ik denk dat ze gingen kijken waar onze belagers zijn, dat zou ik doen." antwoord ik op Joris' vraag. "Dan moeten we wachten." Ik knik en loop de hospik uit. Of er zelf even achteraan gaan.

POV Silferina
Iets klopt niet. Ik heb al sinds vanochtend het gevoel dat we bekeken worden, en nu ik hier samen met Will lig weet ik het zeker. "Dat zijn ze." mompelt Will. Het is een groot kamp, ongeveer vijfhonderd man bij elkaar. Makkie, maar toch denk ik dat we ze niet moeten onderschatten. Ze hebben immers al de helft van het land ingenomen met die vijfhonderd man. Tenzij het leeuwendeel van het leger nog komen moet. "Wat gaan we doen?" fluister ik. "Wachten. Misschien ontdekken we iets." Een schaduw glijdt langs me heen. Mijn eerste reactie was wapens pakken, maar dat zou me verraden. Ik blijf doodstil liggen, net als Will. De schaduw komt naast me liggen. Dan zie ik dat het Tony is, doordat hij zijn kap even optilde. "Tito is dood. Hij zegt aangevallen te zijn met twintig tegen elf, door de Isitopes. De rest wil vertrekken, maar wacht op jullie." zegt hij zachtjes. Will knikt. Dan staren we weer naar het kamp. Het zijn er vijfhonderd, dus als ze het tegen ons op willen nemen moeten ze dat doen door korte prikacties. Als ze ons willen verslaan moeten ze eerst ons aantal verkleinen, wat ze deden met de troepenvan Tito. "Zien jullie dat bos daar." Will, wijst naar een bos aan de linkerflank van de Isitopes. "Daar moeten wij zo doorheen. Als ze ons dan aanvallen zijn zij in het voordeel." Ik knik. "Of we moeten hen eerder aanvallen, of we moeten wachten tot ze ons aanvallen." gaat Will verder. "Dan vallen we toch aan?" zeg ik. Will knikt goedkeurend. "In normale omstandigheden zou ik ook zeggen, doen.  Maar nu moet je even goed nadenken. Waar zou jij, als je iemand van de Isitopes was, een aanval verwachten." Ik bestudeer het kamp. "Van overal, behalve vanuit het bos." Will knikt. "Dus moeten we vanuit het bos aanvallen, waardoor zij in het voordeel zijn. Denk je dat ons dat lukt?" Ik schud mijn hoofd. "Niet zonder eerst een slachtpartij te veroorzaken. Uiteindelijk krijgen we wel de overmacht." "Ja, maar dan zijn we met te weinig om verder te gaan." zegt Tony. "Wat stel jij dan voor?" Ik voelde dat Tony een plan had. "Nou, we geven ze wat ze verwachten." Will knikt goedkeurend. "Ga door." zegt hij Tony. "We geven ze wat ze verwachten, maar dan van alle kanten. We kunnen ze makkelijk insluiten, door het bos. Als we ze ingesloten hebben kunnen ze niks anders dan vechten, en zijn wij in het voordeel dankzij ons aantal. De Isitopes verwachten misschien wel een aanval, maar aangezien ze niet weten vanwaar en ze dan opeens omsingeld zijn zullen ze in paniek raken." Will knikt nog eens goedkeurend. "Een echte oorlogsstrateeg. Zo mag ik het horen. Kom, laten we de rest hierover informeren."

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu