Hoofdstuk 12

104 8 0
                                    

POV Tony
Toen we eindelijk naar binnen mochten hadden we sowieso een uur voor de deur staan wachten. Haast? Welnee. Ik was nogal chagrijnig, omdat de stadhouder gewoon de tijd nam terwijl de Isitopes elk moment aan kunnen vallen. De gevangene liet geen emoties blijken, maar je zag zijn ogen de hele tijd heen en weer schieten, op zoek naar een kans om te ontsnappen. Will hield hem goed in de gaten, maar dat laat de man denk ik niet tegenhouden. Die gaat gewoon weg als hij daar de kans toe ziet. Maar dan onderschat hij ons. De bediende liet ons naar binnen en bracht ons naar de kerkers, zodat we onze gevangene op konden sluiten. Voor de gevangenis waar de man blijkbaar in mocht stond een fors gebouwde man, met zwart haar en een ringbaardje. Als hij praatte bewoog zijn onderkin op en neer, wat het moeilijk maakte niet in lachen uit te barsten. Ik stond echt vol van de zenuwen, dus het kleinste ding kon me laten lachen of huilen. Silferina trok haar wenkbrauw een klein beetje op bij het zien van de man. "Stop hem hier maar in, dan ondervragen we hem met de tralies er nog tussen." zegt de stadhouder. Joris schudt zijn hoofd. "We ondervragen hem liever in de gevangenis, terwijl we ernaast staan. Werkt meestal beter." Will knikt. De stadhouder haalt zijn schouders op. "Mij best. Ik blijf buiten staan. Ronald is de naam trouwens." Hij keek Joris verwachtingsvol aan. "Joris, en dit zijn vrienden en de kroonprins van Emara." Hij wees naar Tigerai, die Ronald een knik als begroeting gaf. "Aha. Oké. Doe wat je niet laten kan dan. Ik blijf hier staan." zegt hij, om nog eens te benadrukken dat hij liever veilig dan onveilig dtaat. Arme Ronald, veilig ben je nooit in een naderende oorlog. Had je het beroep maar niet moeten kiezen. Joris zei niks, maar perste wel zijn lippen op elkaar als teken van afkeuring. Ik, Silferina, Goldur, Will, Tigerai en Jenny volgen hem naar binnen. "Wat een blaaskaak." fluistert Jenny verontwaardigd. "Brengt nog liever hemzelf en zijn geld in veiligheid dan zijn mensen, wat hij eigenlijk hoort te doen." Je kon de afgunst in haar stem horen. Silferina knikt. Joris zet de gevangene op het enige bed in de gevangenis en gaat voor hem staan. Silferina neemt plaats op de enige stoel in het vertrek, Will en Tigerai gingen bij Joris staan en Jenny, Goldur en ik stonden in een van de hoeken, om alles goed te kunnen volgen en tegelijkertijd de stadhouder in de gaten te houden. Wie weet sluit hij ons 'per ongeluk' op.

POV Silferina
"Hoe heet je." vraagt Joris op een normale toon, zonder zijn emoties of andere dingen te verraden. De gevangene zei niks. Tigerai ging naast me zitten, op de grond. "Goed opletten, dit kan handig zijn als je zelf gevangenen wil ondervragen." Ik trek mijn wenkbrauw op, maar omdat mijn kap op mijn hoofd zat kon Tigerai dat natuurlijk niet zien. Ik doe hem af en kijk hem verbaasd aan. "Hoezo?" "Joris heeft dit eerder gedaan, dat merk je." Klopt, je merkt inderdaad aan Joris dat hij dit vaker heeft gedaan. Hij staat heel koel en vastberaden voor de man, maar wel op zo'n manier dat het net niet intimiderend is. En dat hij zo in de aanval over kan schieten. Ik doe mijn kap weer op en kijk even naar de rest. Tony, Jenny en Goldur kijken toe, met soms een blik op de stadhouder, die onder zijn nagels peutert. Will staat met zijn kap over zijn hoofd naast Joris, die de gevangene streng aan kijkt. "Hoe heet je." Het klonk nu bozer, strenger. De gevangene zei nog steeds niks. Ik begin me te vervelen. De stadhouder peutert nog steeds onder zijn nagels, alsof er iets heel erg vast zit. Tigerai kijkt vol belangstelling naar Joris en de gevangene. Ik begin de cel maar te inspecteren. Het bed is van hout, met een deken en kussen om het 's nachts warm te hebben. Er zit een klein raampje in, net te hoog om erbij te kunnen, maar wel hoog genoeg om een beetje naar buiten te kunnen kijken. De muur achter het bed is van steen, maar vlak bij het oor van de gevangene zit een houten balk. Zijn hele hoofd zit er zo'n beetje voor. Ik pak mijn werpmes en begin er een beetje mee te spelen. Joris bleef vragen op de gevangene af vuren, maar hij antwoordde geen enkele keer. Hij keek hem een beetje verveeld en boos tegelijk aan, alsof het hem niet boeide wat er met hem gebeuren zou en hij tegelijkertijd hem wilde vervloeken. Jenny bleef ook met belangstelling staan kijken, Tony stond met zijn kap over zijn hoofd tegen de muur aan en Goldur leek zich ook te vervelen. "Ik vraag het nog een keer, dan krijg je klappen. Hoe heet je, wat willen de Isitopes en waar zijn ze." De drie vragen die al een hele tijd gesteld werden. Ondervragingstactiek, eerst de hele tijd vragen op de gevangene af sturen, dan kwaad worden en hem martelen, dan opnieuw beginnen en het hele riedeltje over doen. Wat ook kan is dat je eerst iemand die de hele tijd gaat schreeuwen de gevangene laat ondervragen, en de schreeuwlelijkerd dan laat vervangen door een ander, die de gevangene juist op zijn gemak brengt en juist vrienden lijkt te willen worden. Joris kiest duidelijk voor de eerste tactiek. Ik gooi mijn mes nog een keer in de lucht, en vang hem. De gevangene antwoordt nog steeds niet. Joris sloeg hem, heel hard. De klap dreunde nog na in de lucht. De man had nu een rode wang, maar glimlachte slechts. Ik gooi mijn mes nog eens in de lucht, en vang hem aan de meskant. Het deed geeneens zeer. De gevangene leek dat te hebben gezien, want hij volgt met zijn ogen de weg die mijn mes in de lucht maakt als ik hem nog eens opgooi. Joris geeft hem nog een klap. "Antwoord!" roept hij. De gevangene grijnst. "De Rode Vrouwe zal niet toelaten dat ik antwoord." zegt hij. Ik frons mijn wenkbrauwen en vang mijn mes weer. De Rode Vrouwe? Joris leek te weten waar hij het over had, maar de rest van even verward als ik dat was. Zelfs de stadhouder. "Excuseer, de Rode Vrouwe?" vraagt hij door de tralies heen. Joris wappert een paar keer verveeld met zijn hand naar hem. De stadhouder doet weer een stap terug en kijkt een beetje teleurgesteld naar de gevangene, die nog steeds glimlachte. Ik werd er gewoon boos van. Ik gooi mijn mes opnieuw in de lucht. "De Rode Vrouwe kan je hier niet helpen." zegt Joris. "Ant-woord." Zijn stem klonk gevaarlijk. De man glimlachte nog steeds. Ik doe alsof ik mijn mes opnieuw opgooi, maar gooi hem in de richting van het hoofd van de glimlachende man. Met een harde klap land hij in de houten balk achter hem, net naast zijn hoofd. Bloed kleurde het mes. Ik glimlach onder mijn kap. Oepsie.

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu