Hoofdstuk 16

103 11 2
                                    

POV Silferina
Een grote leegte. Na de storm waren ik en Danser opgestaan, hadden we al het zand van ons af geschud en keek ik even om me heen. Een grote leegte, niemand te zien. Ik raak een beetje in paniek, maar wilde Danser niet overstuur maken. Hoewel, ik denk dat die ook wel door had dat er iets mis is. "Tony? Will?" roep ik. Niemand antwoordde. Misschien moet ik even ergens heen lopen. Zo ver kunnen we nou ook weer niet afgedwaald zijn. Ik loop een stukje verder. Danser volgde me braaf, de hele tijd om haar heen kijkend. "Goldur? Tony? Will?" roep ik, met handen om mijn mond. Nergens was iemand te zien. Niemand antwoordde. Oké, vergeet de opmerking van 'zo ver kunnen we niet afgedwaald zijn' maar. We zijn zo ver afgedwaald. Waar zijn ze? Danser komt snuffelend aan de grond naast me staan. Ik klop haar een paar keer in haar nek. "Ik weet het niet, maar we vinden ze wel." Hopelijk, maar dat zei ik natuurlijk niet. "Kom, laten we maar even gaan lopen." Ik loop verder, met de kap van mijn mantel over mijn hoofd, turend naar de horizon. Nooit gedacht dat de woestijn zo alleen kon voelen. Maarja, ik liep eerst ook met zo'n zevenhonderd man. Ik hoop ze snel weer terug te vinden. Danser sjokt met gebogen hoofd achter me aan. "Wat is er?" vraag ik, want ik wist meteen dan er iets mis was. Ik raakte in paniek toen ik niks kon zien. Nu kan ik niemand zien. Ze kijkt me ernstig aan. Het is mijn schuld hè? Ik schud mijn hoofd. "Je paniek was volkomen te begrijpen. Het was gewoon pech dat we nu alleen zijn. We moeten de rest gewoon weer zien te vinden. Ik bedoel, hoe moeilijk is het om een groep van zevenhonderd man te vinden?" Niet, lijkt me. Danser leek er ook door op te klaren. Ze slofte niet meer zo, en haar hoofd was ook niet meer gebogen. Ik begon langzamerhand wel dorst te krijgen. In mijn mond was nog steeds de smaak van zand te proeven, dat ik binnen had gekregen in de storm. Ik pakte mijn waterfles, dronk een slok, gaf Danser ook wat en deed de dop weer op de fles. Niet meer? Dansers ogen keken me smekend aan. "Nu niet. We weten niet wanneer we een waterbron tegen zullen komen. We hebben maar twee flessen, voor weetikveel hoeveel dagen." Danser stemde morrend in. Laten we dan hopen dat we niet omkomen van de dorst voor ze ons vinden. Bemoedigende woorden.

POV Tony
Niemand in het hele kamp had Silferina gezien. Tenminste, de eerste helft. Will en ik vroegen rond in het tweede deel van het kamp - Will deed het meeste werk, ik kan nog steeds niet zo goed Emaraans - terwijl de andere soldaten - de soldaten die Will al ondervraagd had - ook rond gingen vragen. Toen zag ik Auron, die zand uit zijn laars zat te kloppen. "Auron!" Ik ren naar hem toe, met Will achter me aan. "Auron, heb je Silferina gezien?" Vlak naast Auron stonden drie soldaten, die opkeken toen ik hun luitenant aansprak. Auron schudt zijn hoofd. "Niet na de storm. Net toen ik bij haar weg ging begon die storm. Ik heb haar niet gezien." Teleurgesteld laat ik mijn schouders zakken. Will kijkt naar de drie soldaten en vraagt hen wat in het Emaraans, waarschijnlijk 'hebben jullie Silferina gezien' want dat is tot nu toe het enige wat hij heeft moeten vragen. Een van de drie antwoordde iets langer dan de andere soldaten die we ondervroegen. Hij leek iets te vertellen, zo klonk het. Auron zag dat ik er geen barst van snapte, dus ging hij het voor me vertalen. "Hij zegt dat hij haar inderdaad voor de storm had gezien. Haar paard was zenuwachtig, en ze wilde haar geruststellen, terwijl we moesten liggen voor het zand. Silferina was daar net iets te laat mee, want ze lag nog niet toen de zandstorm over ons heen raasde. Bovendien leek haar paard niet naar haar te luisteren, zo angstig was het. Hij hoorde gesmoorde kreten uit haar richting komen, die steeds vager werde, tot hij ze niet meer hoorde. Toen hij na de stoem opstond was ze verdwenen, net als haar paard." Will werd bleek na het verhaal van de soldaat. Hij vroeg hem iets, met een zwak, klein stemmetje. De soldaat knikte. "Wat vroeg je?" vraag ik Will. "Of hij dat zeker wist. Auron heeft al voor je vertaald hè?" Ik knik somber. Auron had tranen in zijn ogen en beet op zijn lip. "Ik heb gefaald. Ik had bij haar moeten blijven." mompelde hij steeds. Will leek die woorden ook gehoord te hebben. "Je kan er niks aan doen. Ik zei hetzelfde toen ik mijn paard in de storm in Arrida kwijt was geraakt, maar gebeurd is gebeurd." Hij klonk erg gebroken en treurig. Met z'n drieën liepen we naar Goldur, Tigerai en Jenny, die iets verderop soldaten aan het ondervragen waren. Joris zag ons lopen. "Wat is er? Hebben jullie haar gevonden?" Volgens mij moet Joris een cursus 'gezichten lezen' volgen, want onze gezichten stonden somber en triest. Bovendien, als we haar gevonden hadden liep ze wel met ons mee. Goldur en Jenny leken het wel meteen te snappen. "De storm?" vraagt Goldur met een klein stemmetje. Ik moest al moeite doen niet in huilen uit te barsten, dus knikte ik. Will deed kort verslag. "Een van de soldaten zei haar gehoord te hebben in de storm, maar dat het steeds vager werd. Danser raakte voor de storm in paniek, dus waarschijnlijk wilde Silferina haar kalmeren. Maar ze was na de storm verdwenen." Goldur kreeg tranen in zijn ogen, Tigerai liet zijn schouders moedeloos hangen en Jenny sloeg een hand voor haar mond. "Nee..." zegt ze zacht. Ik kijk haar triest aan. "Ja. Silferina is weg. Vermist." zegt Joris, die nu de situatie wel leek te snappen. Jenny krijgt ook tranen in haar ogen. Goldur neemt haar in zijn armen, maar zelf stond hij ook op het punt uit te barsten. Will pakte mijn schouder. "Huilen mag." zegt hij zacht. Ik geef hem een stevige knuffel en ga tegen hem aan uithuilen. Niet weer. Niet weer Silferina. Niet weer zoals bij de kinderrovers...

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu