Hoofdstuk 32

126 9 0
                                    

POV Silferina
De rookbommen waren niet eens nodig, Amira praatte zo hard, en iedereen was zo verbaasd, dat niemand zich durfde te bewegen. "Ga door." fluister ik. "Jullie wilden Faralla bezitten, terwijl het jullie land al is. Jullie delen het, met de Grenam, de Karalla en de Faralla. Jullie probeerden het te bezitten, en dat was dwaas." roept Amira. De Isitopes bogen beschaamd hun hoofd. De Grenam, Rhian, Auron en Dian keken verbaasd naar ons, waarschijnlijk omdat ze Amira's stem herkenden. Hm, daar had ik helemaal niet over nagedacht, maar Amira's stem kennen ze ook. Nouja, het is al te laat. De Isitopes moeten het geloven, dat is genoeg. Tony staat naast Will, die hem meteen van het podium af haalde. Net nadat ik geschoten had begon de strijd tussen de Grenam en de Isitopes, die als eerst Will, Goldur, Tigerai, Jenny en Joris bevrijdden. Will rende meteen naar Tony toe, en nam hem in zijn armen. De beul had ik ook maar gedood, want die wilde het werk afmaken met een zwaard. Nu staat hij veilig achter een muur van Emaraanse soldaten, naast Will, die een boog heeft weten te bemachtigen. Amira was ondertussen door gegaan met het bestraffen van de Isitopes. "Dus wil ik dat jullie je excuses aan koning Joris geven en in vrede hier weg gaan. Faralla is namelijk net zo goed van hem als van jullie. Bied jullie excuses aan en stop met vechten tegen je broeders." De Istopes aarzelden. "Ik wacht." zegt Amira. Even gebeurde er niks. Toen draaiden alle Isitopes zich naar Joris om en knielden. Ik glimlach. We hebben ze verslagen, op een 'diplomatieke' manier. In ieder geval niet door te vechten. Vanuit mijn ooghoek zag ik iemand wegglippen. Twee iemanden beter gezegd. "Amira." sis ik. Ik knik naar het steegje, terwijl de Isitopes hun wapens op de grond legden en om de beurt even naar Joris liepen om hun excuses aan te bieden. Amira draaide zich om, zag de twee mannen die ertussenuit glipten en knikte. "Erachteraan?" "Jupp." "Draai je nog even om dan, om afscheid te nemen van de Isitopes." Ik draai me weer om en zie dat Tony, Will, Tigerai, Auron, Rhian, Dian, Jenny en Goldur de twee ontsnappende mannen ook ontdekt hadden. "Ik ga weer, maar ik hou jullie in de gaten Isitopes." Amira gooit de rookbommen, die met een luide knal ontploften. Ik spring van het dak af, op een lager dak. Amira komt achter me aan. Ik spring van het lage dak af en begin de achtervolging, met Amira in mijn kielzog. Na een paar straten keek ik even om me heen. "We zijn ze kwijt." zegt Amira. Ik kijk even om me heen en knik. "Zullen we dan maar weer naar de rest gaan? Ik denk dat mijn vader me wel herkend heeft." Ik knik opnieuw. Toch staat iets me niet aan. Ze kunnen toch niet opgelost zijn? "Kom je?" Amira stond al een paar meter verderop, met een vragende blik in haar ogen. Net als ik wil antwoorden schoot er een popijl, vlak langs me. Amira gilt. De pijl raakte haar in haar arm, en ze zakt op de grond. Ik wilde naar haar toe rennen, maar wordt van achteren vastgegrepen. Niet met handen, maar met touw. Het werd om mijn keel heen gebonden. Ik kreeg meteen geen adem meer en begon te spartelen om uit de greep van de man achter me te komen. Dus zo voelt het om te stikken. "Blijf waar je bent." hoor ik de man zeggen. Vaag zie ik dat er mensen achter Amira staan, en iemand haar vast heeft. Dan wordt alles wazig en vlekkerig. Als ik ooit echt in levensgevaar was in de stad is dat nu wel.

POV Tony
Kinrah en Kellah waren ontsnapt, en renden ergens door de straten. Ik kan gewoon weer lopen en tik Will aan. "Kinrah en Kellah ontsnappen." Hij rolt met zijn ogen. "Had ik gezien." Hij draait zich om naar de rest. "De leiders ontsnappen. Als we snel zijn kunnen we ze vangen." "Laten we gaan dan." zegt Tigerai. Rhian en Auron waren all op weg. De vrouw op het dak was verdwenen. Waar ze was weet ik niet. En hoe noemde Rhian haar nou? "Amira is ook verdwenen. Misschien is ze er zelf ook achteraan gegaan." zegt Rhian. Oh ja, ze heette Amira. Auron trok zijn wenkbrauw op. "Denk je echt dat zij dat doen zou? Het lijkt me eerder iets voor-" "Laten we nou gaan. Anders ontsnappen ze alsnog." zegt Jenny strijdlustig. Zonder het afgesproken te hebben beginnen we te rennen. Met z'n zevenen rennen we de straten door, tot we een gil horen. "Aira!" Rhian begon sneller te lopen en was als eerste de hoek om. Er waren vier personen in de straat. Een meisje met een rode mantel die gewurgd werd door Kinrah, een meisje met bruin haar met een pijl door haar arm en Kellah, die de boog vasthield. Rhian snelde naar het meisje dat op de grond zakte. "Amira! Gaat het?" Het meisje, Amira, snikte zachtjes tegen de borst van Rhian aan. "Vader en dochter." legde Auron uit, toen hij onze vragende blikken zag. Will richtte zijn boog op Kellah, die zijn baas vragend aankeek. "Blijft waar je bent." De gemantelde persoon spartelt hevig, maar lijkt niet los te komen uit de greep van Kinrah. Nog even en ze zal stikken. "Leidt ze af." fluister ik tegen Will. Die knikt kort en stapt naar voren. "Kinrah! Laat het meisje gaan." roept hij, terwijl ik mijn mantelkap opzet en in een van de zijsteegjes glip. Ik heb niet veel tijd, dus ren ik zo hard als ik kan. Geluidloos is even niet belangriijk, dat meisje stikt en hoe langer dat duurt, hoe zwakker ze wordt. Dat weet ik uit ervaring, een ervaring die ik niemand anders toewens. Ik wilde een ander zijsteegje inlopen, maar stopte meteen met rennen. Ik heb helemaal geen wapen, dus hoe moet ik het van die twee mannen overwinnen. Naast me liggen een aantal glasscherven. Beter dan niets. Ik pak de grootste twee en ren verder, terwijl het glas in mijn hand snijdt. Als ik het steegje uit ben zie ik dat het meisje amper nog beweegt, Will en de anderen machteloos met geschokte uitdrukkingen toe staan te kijken en dat Kinrah en Kellah nog steeds bij elkaar staan. Ik pak een van de scherven en gooi hem, net als ik met mijn Saksische mes wel eens doe, onderhands. Met een kreet van pijn valt Kellah op de grond. De scherf had hem in zijn zij geraakt, terwijl ik op zijn hart mikte. Hm, misschien iets om rekening mee te houden. Ik sprint op Kinrah af, die zich verbaasd omdraaide. Hij hield het meisje nog steeds vast, die nu echt niet meer bewoog. Hoe lang heb ik nog voor ze dood is? Kinrah wilde wat zeggen, maar ik zat al bovenop hem. Het meisje liet hij los, en hij probeerde zich wanhopig te verweren. De glasscherf raakte hem diep in zijn hart. Hij keek er verbaasd naar, even verbaasd als de rest. "Hier zal je voor boeten. Mijn baas zal jullie vinden en een voor een vermoorden, wat zwe-e..." Verder kwam hij niet. Hij viel dood op zijn rug. Het bleef even stil. Toen begon het meisje dat gewurgd werd te hoesten, maar dan ook echt hard. Ik kniel bij haar neer. "Gaat het?" vraag ik. Het meisje antwoordde niet, maar ging tegen me aan liggen. Het voelde raar op het begin, maar toen voelde ik mezelf rustig worden, en voelde het fijn en vertrouwd. Toch bewoog ik me niet, terwijl het meisje tegen mijn borst lag te hoesten. De rest kwam erbij staan, bezorgd en verbaasd tegelijk. Na een tijdje was m meisje klaar en begon ze zachtjes te snikken. "Sorry. Het moet er gewoon even uit." fluistert ze met een bekende stem. Mijn ogen verwijden zich. Dat kan niet... Voorzichtig doe ik de kap van het meisje eraf. Toen ik het gezicht van het meisje zag maakte mijn hart een sprongetje. "Sil?" Silferina glimlacht zwakjes naar me, met tranen over haar wangen. "Sil!" roep ik gelukkig, en ik neem haar in mijn armen. Silferina huilde nog steeds een beetje, maar het maakte me niet meer uit. "Ik dacht dat je dood was. Dat vertelde de Isitope die ik dood had gestoken me." Silferina maakt zich los en grijnst. "Onkruid vergaat niet."

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu