Hoofdstuk 14

114 8 3
                                    

POV Tony
We bleven een nacht in de hoofdstad. Toen gingen we op weg naar de woestijn, en haalden Auron en de soldaten bij het paleis weer op. Ik heb het paleis niet echt gezien, omdat ik, Will, Silferina, Goldur, Jenny en Tigerai op de weg bleven wachten tot Joris terug kwam met de soldaten. Tigerai zegt dat het paleis erg indrukwekkend is, dus vind ik het wel jammer dat ik het niet gezien heb. Maar, zoals ik zelf al tegen Silferina had gezegd, we hebben andere prioriteiten. Toen Joris terug kwam met de Emaraanse soldaten was Auron vrolijker dan anders. "Het was geweldig op het paleis. De koning liet ons in zijn paleis slapen en de paarden werden allemaal goed verzorgd. Het eten was heerlijk, en wat wil een mens nog meer?" Silferina leek hier iets op tegen in te willen brengen, maar hield toch wijs haar mond. Tigerai gaf Auron een kort verslag over de ondervraging en andere zaken die in de hoofdstad waren gebeurd, terwijl de andere soldaten nog even de laatste paar dingen checkten voor we weg gingen. Na Tigerai's verhaal floot Auron even. "Altijd al geweten dat prinses Silferina een supervrouw is." zegt hij hoofdschuddend. Silferina kijkt hem stuurs aan. "Hahaha. Heel grappig Auron. Zullen we gaan?" Ze had duidelijk geen zin in lofprijzingen. De groep ging op weg naar de woestijn.

POV Silferina
Aan het einde van het pad kon ik de woestijn al zien. Joris hield hier even halt en begon doeken uit te delen. "Wat is dit?" vraag ik verbaasd. "Een doek om voor je mond te doen tegen de zandstormen die nog wel eens in een woestijn komen. Kijk." Hij doet voor hoe je hem om moet doen, met een of ander flapje voor de woestijnstorm. "Handig." zegt Tony, terwijl hij de zijne omknoopt. Ik kijk even naar de doek in mijn handen. Dan probeer ik Will na te doen, wat jammerlijk mislukte. De doek zat scheef op mijn hoofd, met geen enkel flapje om voor mijn mond te doen en het was zwaar op mijn hoofd. Tony deed moeite om zijn lachen in te houden, wat ik erg waardeerde. Anders had ik hem met zijn echt geslagen, zo kwaad was ik. "Laat me maar even helpen." zegt Tony, die de doek netjes om mijn hoofd heen deed. Ik deed hem weer af en probeerde het nog eens, maar deze poging verging me niet veel beter. Tony schudt zijn hoofd. "Ik had hem er net goed om gedaan Sil. Waarom doe je hem af?" "Ik wil het zelf ook kunnen." antwoord ik. Tony doet de zijne weer af. "Doe mij dan na, anders leer je het nooit." Terwijl de andere soldaten ook klungelden met het doek en lessen kregen van anderen kreeg ik les van Tony, hoe moet je een doek om je hoofd doen. Na een tijdje begon ik het door te krijgen, en al gauw konden we vertrekken en wist ik hoe ik die doek om moest doen. Joris waarschuwde ons nog wel voor we de woestijn in gingen. "De Isitopes vallen normaal zulk grote groepen niet aan, maar voor de zekerheid houden we 's nachts wacht en moeten we op onze hoede blijven. Je weet maar nooit. Verder zijn er geen woestijnexperts hier, dus rijden we gewoon rechtdoor. We komen vanzelf wel een waterplaats tegen en de woestijn uit, zolang we maar rechtdoor blijven gaan. Blijf dus op je hoede en ga er niet in je eentje op uit." Er klonk instemmend gebrom vanuit ongeveer zevenhonderd kelen. De gewonden konden op het paleis blijven, dus hoeven we die niet mee te nemen. Iedereen heeft twee waterzakken, voor zichzelf en voor zijn of haar paard. Er is meer water, maar iedereen moet het met deze twee zakken doen. Het extra water wordt gebruikt voor koken en noodgevallen. Auron tikt me op mijn schouder terwijl de rest wegrijdt. "Kan ik even onder vier ogen met u spreken?" Tony kijkt me nieuwsgierig aan. "Ga maar, ik en Auron hebben wat te bespreken." Tony knikt en gaat naast Will rijden. Ik en Auron gingen helemaal achteraan rijden om ons privé-gesprek te voeren. Ik ben benieuwd wat hij met me wil bespreken.

POV Tony
Wat Auron ook met Sil te bespreken had, het moest blijkbaar onder vier ogen. Dus ging ik naast Will rijden, die een beetje zenuwachtig leek te worden. "Vanwaar de zenuwen?" vraag ik. Hij haalt zijn schouders op. "Ik hoop dat we niet in een woestijnstorm terecht komen. Slechte herinneringen zie je." Dat verhaal ken ik. Toen raakte hij Trek kwijt, en ging hem zoeken, wat hij bijna niet overleefde. De woestijn is genadeloos, maar het ziet er zo mooi uit. "Ik heb Joris al verteld dat we niet op de heetste uren van de dag moeten reizen, en na heel wat moeite is hij daarmee in gestemd. Maar dan wil hij wel langer doorgaan. We hoeven toch alleen maar rechtdoor." vervolgt Will. Ik knik. "Maar waarom moeten we dan op de heetste uren van de dag rusten? En wanneer zijn die?" vraag ik. Will glimlacht. "De heetste uren van de dag zijn op het midden van de dag, zo'n drie uur per keer. We moeten dan stoppen omdat de zon dan zo heet is dat het onmogelijk is door te reizen. Je moet me trouwens ook helpen opletten dat niemand zijn mantels en shirt afdoet en opstroopt. Dan verbrand je, en dat doet zeer. En bevalt je mantel je?" Will had mij en Silferina voor we vertrokken een andere mantel gegeven, een bruingevlekte, die meer bij het woestijnlandschap paste. Ik haal mijn schouders op. "Iets lichter dan de andere, maar wel lekker koel. Bovendien zullen de groene vlekken nogal opvallen in dit zand, niet?" Will lacht even. "Crowley kwam hiermee aanzetten, toen ik, Halt en Gilan naar Arrida gingen. Gilan had ze me gegeven voor ik vertrok. 'Zullen nog van pas komen', zei hij." Ik grinnik. "Dat komen ze zeker. Handig." Will knikt. Het blijft even stil. In die stilte tuurde ik naar de horizon, waar iets bruins op ons af kwam. "Is dat de zandstorm waar je zo bang voor bent?" vraag ik Will. Will kijkt naar de horizon en knikt. "Joris, Tigerai, zeg dat de mannen dicht bij elkaar moeten blijven. Er komt een zandstorm aan. Of nee wacht," roept Will, voor Tigerai en Joris bevelen begonnen te roepen. "Zeg ze plat op de grond te gaan liggen, met de wind in de rug. Hetzelfde geldt voor de paarden. Dat is onze beste overlevingskans." Terwijl Tigerai en Joris bevelen begonnen te roepen keek ik of ik Goldur, Jenny en Sil ergens zag. Jenny en Goldur zag ik, maar Silferina niet. "Tony, afstijgen en liggen." zegt Will streng. "Maar waar is Sil?" "Die hoort het wel, liggen!" Will klonk erg zenuwachtig, dus besloot ik maar te doen wat hij zei. Ik liet Bellado met zijn rug in de wind liggen. Wat gaan we doen baas? Liggen? Nu? "Zandstorm." antwoord ik. Aha. Waar zijn Danser en Silferina? "Weet ik niet. Weet ik niet." fluister ik. Heb je handig geregeld dan. Volgens mij moeten paarden altijd het laatste woord hebben. Ik maak me zorgen over Sil, maar weet dat het bericht haar ook wel bereiken zal. Ik keek even of de zandstorm nog ver weg was. Die hoop werd meteen de grond in geboord. De zandstorm was vlakbij, en ging sneller dan ik had gedacht. Opeens verlangde ik heel erg terug naar de bossen achter ons. Ik hoop dat Sil in veiligheid is.

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu