Hoofdstuk 8

148 8 2
                                    

POV Tony
Dakhoppen is veel minder leuk dan het lijkt. En het is veel en veel moeilijker. Silferina ging eerst. Ze klom gewoon het dak op, alsof het niks was. Daardoor vatte ik moed en ging ook, maar het duurde veel langer bij mij dan bij Silferina, en het ging ook niet zo vloeiend. "Klimles nodig?" grinnikte Silferina toen ik eindelijk op het dak terecht was gekomen. Ik kijk haar boos aan. Ze glimlacht naar me. Ik kijk even naar beneden. "We moeten opschieten." Silferina knikt. "Anders klim ik verder, dan geef jij me dekking." stelt ze voor. Ik knik. Het gaat er nu om dat het snel en effectief gaat, dus is dit een betere oplossing. Anders moest Sl de hele tijd op mij wachten. Silferina rent verder over de daken, terwijl ik mijn boog pak en alle mogelijke vijanden begin uit te schakelen. Na de twee boogschutters die hun pijlen al op Silferina gericht hadden uitgeschakeld te hebben kijk ik hoe Silferina een huis binnen slingert. Even bleef ze weg, toen kwam ze weer tevoorschijn, met bloed op haar tuniek en handen. Ik kon niet zien of het van haarzelf of dat van iemand anders was. Het maakte op het moment even niks uit. Ik schiet weer, en de boogschutter waar ik op schoot duikt achter zijn plankje. Silferina klautert het volgende dak op en schakelt de laatste paar boogschutters uit. Beneden leek ze situatie ook te zijn verbeterd. De Emaraanse soldaten stonden in kleine kringen en beschermden elkaar tegen de pijlen, die nadat Silferina de laatste boogschutters had uitgeschakeld er niet meer waren. Ik ga staan en bekijk de straten, op zoek naar onzichtbare vijanden. Ik zie twee schimmen wegschieten in de straten. Ze renden beiden weg van het Emaraanse soldaten, dus ik vermoed dat het de Isitopes zijn. Ik richt en schiet de pijl direct daarna af, net voor ze achter de muren verdwenen. Een van de mannen valt met een kreet op de grond, wat de ander liet stoppen. Ik schiet opnieuw, in het been dit keer. De man schrok toen hij de pijl zag. Hij schreeuwde het uit van de pijn, maar leek nog steeds te kunnen lopen, want hij liep struikelend naar een plek buiten mijn bereik. Ik schot nog een keer, in de hoop hem dit keer zo te verwonden dat hij niet meer lopen kon. De pijl raakte hem in zijn zij, wat de man liet vallen. Hij probeerde zichzelf nog weg te slepen, maar toen zag ik Will en Tigerai al naar hem toe rennen. Ik stop met schieten en kijk toe terwijl ze de man oppakken en naar de rest slepen. Ik zie dat Silferina al beneden is, bij Goldur en Jenny. Ik ga op het dak liggen en begin aan mijn afdaling. Eraf ging makkelijker dan erop. Binnen de kortste keren stond ik beneden, tussen Goldur en Silferina. Tigerai was de overlevenden aan het bevragen of ze het goed maakten enzo, en Wol was met Joris in gesprek. Jenny was iets bleker dan eerst, maar ze viel niet flauw, dus denk ik dat het wel oké is, maar ze het even moet verwerken. "Hoeveel soldaten zijn er nu nog over?" vraagt Silferina, terwijl Tigerai bij ons komt staan. "Zo'n zevenhonderdvijftig, ze hebben we veel gedood. Zonder gewonden zijn we met zevenhonderd." Oei, dat is heel wat minder dan eerst. Silferina knikt, maar ik zie dat ze het niet leuk vind. "Nog even en we zijn in een minderheid." zegt Goldur. "Dan vergeet je dat we naar de Grenam en de Karalla op zoek kunnen gaan Goldur. Die willen misschien ook helpen." zegt Jenny. Ik glimlach. "Met jou erbij als onderhandelaar denk ik dat dat wel lukken gaat ja."

POV Silferina
Die avond was het stiller als anders bij het kampvuur. Ik, Will, Tony, Jenny, Goldur, Auron, Joris, Linda en Tigerai zaten zwijgend om het kampvuur heen. "Ik hoop dat we Grenam tegenkomen. Anders zal het erg lastig worden de Isitopes te verslaan." zegt Linda, waarmee ze de stilte verbrak. Een beetje verbaasd kijk ik op. Hoe weet Linda zoiets? Meestal weten alleen heersers of mensen die oorlogvoeren dat soort dingen. Linda heeft al dagen niks gezegd of gedaan, maar ze is wel de vrouw van Joris. Misschien heeft ze ooit wat opgepikt, maar dan moest Joris een belangrijke plek hebben gehad... Ik wilde mezelf wel voor mijn gezicht slaan. Tuurlijk heeft hij dat! Hij is bevriend met de generaal van het leger. Tony stoot me aan. "Wat denk jij?" Verbaasd kijk ik op. "Huh? Wat?" De rest lacht. Ik snap niet waarom ze lachen, maar daar kwam ik al snel achter. "Je lette niet op hè?" zegt Goldur. "Nee, niet echt nee." mompel ik blozend. Goldur stoot me bijna omver. "Moet je wel doen joh. Kan je meepraten. Ken je dat? Mee-pra-ten." Ik kijk hem kwaad aan. "Alsof ik een klein kind ben. Tuurlijk snap ik dat. Ik was gewoon in gedachten verzonken oké? Goed, wat moet ik waarvan denken?" Ik kijk de kring rond. "Of het slim is op te splitsen en naar de Grenam te gaan zoeken." antwoordt Joris. Ik trek een wenkbrauw op. "Moet dat dan?" "Het zou handig kunnen zijn. Als we meer mannen hebben is de kans groter dat we de Isitopes verslaan." zegt Tigerai. Ik knik een paar keer. "Het is wel handig natuurlijk, maar ik denk niet dat we het moeten doen." Waarom niet wist ik niet. Ik voelde aan mijn botten dat het niet juist zou zijn om op te spiltsen. "Waarom niet? We kunnen de kaart overtekenen en met een grote groep naar het noorden trekken en in kleinere groepjes of een klein groepje op zoek naar de Grenam en Karalla gaan. Waarschijnlijk gaan of zijn ze bij een waterput, dus hoef je de waterputten alleen maar even af te lopen en daar een paar mannetjes te plaatsen die blijven wachten bij de waterputten, voor het geval dat de Grenam of Karalla later aankomen." zegt Goldur met gefronsde wenkbrauwen. Stuk voor stuk goede argumenten, dus tsja, zeggen dat het aan mijn gevoel ligt... "We weten niet eens honderd procent zeker dat het een goede kaart is, die groep moet gezien het aantal waterplaatsen sowieso uit vijftig man bestaan, wat dus niet echt klein is, en de mannetjes die daar geplaatst worden kunnen gedood worden door de Isitopes, met als de kleine groep die alleen door de woestijn gaat trekken. Juist omdat we met veel zijn zullen de Isitopes ons niet aan durven te vallen, ook al zijn we op hun terrein. In een woestijn is het lastig een val te plaatsen, dus zal het onwaarschijnlijker zijn dat ze ons aanvallen als we een groep blijven dat dat we apart van elkaar zijn." zeg ik zonder na te denken. Will knikt goedkeurend. "Dat waren ook mijn argumenten geweest. We kunnen beter samen blijven tot we de woestijn uit zijn. Dan kunnen we altijd nog beslissen of we dan nog een groepje de woestijn in sturen." Daarmee was het onderwerp afgesloten en besproken. We pakten onze slaapzakken, wensten elkaar welterusten en een voor een vielen ze in slaap. Ik lag in Tony's armen, maar kon de slaap niet echt vatten. Iets bevalt me niet, maar wat? Iets met Joris en Linda. Ze hebben een sluier van geheimzinnigheid om zich heen hangen, weten meer dan ik dacht en lijken zelfs te weten wat ze doen. En iets daaraan bevalt me niet.

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu