Hoofdstuk 17

104 9 0
                                    

POV Silferina
Het is hartstikke warm, en ik lijk al uren door die rotwoestijn te dwalen zonder iemand te hebben gezien. Ik ben maar even op Danser gaan zitten, maar die leek de hele tijd huppelend over het zand te lopen, zo heet was het. "Nog even volhouden. We moeten een schaduwplekje zien te vinden." fluister ik. Praten lukt niet meer, zo droog is mijn keel. Danser huppelde weer een paar passen. "Moet ik er even af?" Danser stopt. Ik klim van Dansers rug en ga lopen. Danser bleef staan. "Wat is er?" Mijn hoeven doen zeer. Ik loop naar haar toe, pak haar voorste been en kijk onder de hoef. Ik zag niets, maar toen ik het wilde aanraken was het gloeiend heet. Danser brandt zich natuurlijk aan het hete zand. Ik pak mijn deken, scheur hem met behulp van mijn Saksische mes in stukken en begin een soort schoenen voor Danser te maken. Kussentje voor onder de hoef, met een doek eromheen zodat het slofjes lijken. Als ik klaar ben laat ik Danser even een rondje lopen, om er even aan te wennen. Ze huppelde in ieder geval niet meer, dus dat is in ieder geval verholpen. "Zullen we verder gaan dan?" Danser begon al met lopen, dus liep ik maar vlug achter haar aan. Mijn deken is wel helemaal kapot, dus ik zal zonder deken moeten slapen 's nachts. Maar dat moet niet zo'n probleem zijn. Als het nu warm is zal het 's nachts ook warm zijn, toch?

POV Tony
We staan in een kring te overleggen wat we nu moeten doen. "Achter haar aan gaan is uitgesloten. Allereerst is het te gevaarlijk, ten tweede is de woestijn immens, dus is de kans erg groot dat we haar dood vinden." zegt Joris. Hij klonk erg mat, maar leek wel alle dingen op een rijtje te hebben gezet. Hij was tegen de zoektocht, wij voor. Vijf tegen een zou je zeggen. "Ik heb het eerder gedaan, om Trek te vinden." Will klopt Trek in zijn nek. "Ik heb hem ook terug gevonden, dus al is de kans klein, we moeten het proberen vind ik." Het blijft even stil. Jenny snikt nog steeds een beetje, Goldur tuurt met lege ogen in de verte, Tigerai heeft denkrimpels in zijn voorhoofd en het enige wat ik tot nu toe heb bijgedragen aan dit gesprek was opperen dat ik haar wel zoeken wilde. Al was het het laatste wat ik deed, zoeken ga ik. "We zijn in een onbekend gebied, met als enige houvast een kaart die misschien niet eens klopt en de wetenschap dat zolang we rechtdoor gaan we uiteindelijk wel in het noorden komen. Als we Grenam of Karalla bij ons hadden was het anders geweest, maar die zijn er niet." Will zucht. "Weet ik. Ik weet heus wel dat zoeken zonder gids dodelijk kan zijn. Maar zie je niet dat we haar moeten zoeken? Juist omdat alleen in de woestijn zijn dodelijk is." Daar had Will een goed punt. "We moeten er gewoon op vertrouwen dat Silferina het overleeft tot we in het noorden zijn." "Wat?" Ik spring op, net als Goldur, met wie ik tegelijkertijd 'wat' had geroepen. Tigerai schudt zijn hoofd. "Joris, ik snap je punt. Het zijn goede argumenten. Maar het is ons zusje, een lid van het Emaraanse leger. Het was hun taak haar te beschermen, en door ze nu verder te laten trekken zal hun schuldgevoel alleen maar groter worden." "Schuldgevoel? Hoe denk je dat ík me voel dan! Ik voel me ook schuldig, maar het is niet anders." reageert Joris woest. Tigerai houdt zijn hand op. "Laat dan op zijn minst drie groepen van twintig man in de woestijn naar haar zoeken. We kopiëren de kaart en geven er elk groepje een." Het blijft even stil. Joris leek het te overwegen, maar wilde nog niet van zijn standpunt afwijken. "Het is te gevaarlijk." Tigerai reageerde voor Will dat kon. "Het zijn Emaraanse soldaten. Die zijn ervoor getraind tot het uiterste te gaan. Geloof me, die overleven het wel. En anders gaan ze gelukkig het graf in, omdat ze gestorven zijn terwijl ze zochten naar hun geliefde prinses." Will knikt. "Bovendien is het niet erg moeilijk om je te verstoppen in een kleine groep. We spreken gewoon af dat ze na een week stoppen met zoeken en naar het noorden reizen. Omdat ze een kaart hebben zullen ze niet verdwalen. En misschien komen ze wel Grenam en Karalla tegen, die hen helpen kan." Joris zweeg nog steeds. Er kwam een soldaat bij staan, de soldaat die ons zei dat hij Silferina gehoord had. Hij zegt iets tegen Auron en Tigerai. Dit keer vertaalde GoldUr het voor me, terwijl hij naast me kwam staan. "Die soldaat zei wel te willen helpen met het zoeken naar Silferina. Hij is een ervaren kaartlezer." "Wie is het dan?" vraag ik. "Dian." Tigerai glimlachte naar Dian. "Nu zegt Tigerai dat hij het erg dapper van Dian vind. Hij vraag hem negentien anderen te vinden die bereid zijn met hem mee te gaan." vertaalt Goldur Tigerai. Dian knikt en ging roepend op pad. Tigerai vond nog vier anderen die bereid waren mee te gaan. Joris zei niks meer, protesteerde niet en keek enkel toe. Ik besloot toch even naar hem toe te lopen. "Joris?" Joris richt zich op me. Ik glimlach zwakjes. "Gaat het?" Joris zucht. "Ik weet het niet. Honderd man minder is veel, en ik weet niet of ze Silferina wel zullen vinden." Hij blijft even stil. "Ze is een dapper meisje." voegt hij eraan toe. Ik knik. Silferina is dapper, mooi, grappig en de beste vriendin die je je maar kan voorstellen. Jenny komt bij ons staan. "Denken jullie dat we zometeen weer verder kunnen? Als Silferina het voor elkaar krijgt de woestijn door te trekken kan ze ook daar op ons wachten." Joris glimlacht naar haar. "We zijn er in ieder geval allemaal van overtuigt dat ze het overleeft, niet?" Ik en Jenny knikken, zwakjes glimlachend. "Ze is er in ieder geval sterk genoeg voor." zegt Will, die achter ons opduikt. Joris knikt. "Laten we die hoop dan maar vast houden, dat ze het overleeft."

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu