Hoofdstuk 20

107 9 0
                                    

POV Silferina
Danser hinnikt, maar ik was nog bezig met de man. Wat- midden in mijn gedachten werd ik onderbroken door dezelfde man. "Karalini!" roept hij nu. De andere twee geven hun paarden de sporen, mij verbaasd achterlatend. Huh? Karalini? Dan hoor ik gebrul achter me. Dat ik me omdraaide was mijn redding geweest. De leeuw - ooit gezien in boeken, maar ik dacht dat ze niet bestonden in de woestijn - sprong op mijn borst, zijn klauwen diep in mijn schouder borend. Ik gil het uit van de pijn. Mijn borst werd door de leeuw verpletterd, waardoor ik geen adem kreeg en ik heel duizelig werd. De leeuw opent zijn bek en ik krijg een ontzettend goed uitzicht op twee rijen blikkerende tanden. Danser briest. De leeuw vliegt opeens van me af, en ik hap naar adem. Danser had hhem er blijkbaar vanaf getrapt met haar hoeven. Ze komt beschermend voor me staan. "Nee!" roep ik als de leeuw aanvalt. Danser brieste. Opletten! Ze zette een stap opzij, waardoor de leeuw langs haar heen vloog en op mij af kwam. Omdat hij in de lucht was, kon hij niet afremmen. Ik snapte natuurlijk meteen toen de leeuw op mij af kwam wat er moest gebeuren. Ik stak mijn Saksische mes vooruit en doodde de leeuw met mijn mes. Ik gooi hem van me af en blijf even ligggen. Danser komt boven me staan. Gaat het? "Jawel." loog ik. Er dansden vlekken voor mijn ogen, de wereld werd steeds minder scherp... Ik stond op, sleepte de leeuw weg en ging naast Danser staan, turend naar de horizon. "Ik denk niet dat we die drie mannen nog zien." zeg ik, om mezelf af te leiden van de enorme pijn die vanuit mijn schouder komt. Danser briest. De lafaards! Ik glimlach naar haar. De vlekken werden steeds erger. "Zullen we maar weer gaan dan?" Mijn stem klonk heel ver weg, terwijl de vlekken heel ver weg waren. Ik verlies teveel bloed- schiet door mijn hoofd. Dit wordt fataal. Ik gga gewoon langzaam doodbloeden hier, in de woestijn, helemaal alleen. Ik pak mijn schouder vast en kreun. Mijn shirt was doordrenkt van het bloed, en algauw zat mijn hand er ook onder. Ik steun op Danser, die heel zachtjes hinnikt. Silferina! Niet doodgaan... Het laatste wat ik hoorde was Danser, die heel hard brieste. Ze liep op me af, terwijl de wereld kantelde. Toen werd alles zwart.

POV Tony
Joris wijst naar een wolk in de verte. "Zandstorm?" Will schudt zijn hoofd. "Is het veel te klein voor. Het lijkt eerder op een groep ruiters." En inderdaad, er kwam een man of vijftig op ons af, aan de linkerkant van het leger. Ze droegen rode doeken om hun hoofd. "Isitopes!" roept Joris. Tigerai schreeuwt iets in het Emaraans naar de soldaten. Auron pakte zijn zwaard en ging naast me staan. "Worden we aangevallen?" piept Jenny, die achter me komt staan. Ik knik. Jenny bijt op haar lip. Dan krijg ik een idee. "Zie je die rots daar?" Ik wijs naar een verhoging dichtbij ons, net buiten de bescherming van het leger. Jenny knikt. "Daar gaan ik en Will op staan om pijlen af te vuren. Je kunt bij ons komen staan en aanwijzingen geven, zoals dat de vijand opeens ergens door dreigt te breken. Dan hoef je niet te vechten en ben je toch nuttig." Jenny knikt, nog steeds een beetje bleekjes. "Laten we die rotst dan maar als middelpunt gebruiken." zegt Will, die er al naartoe liep. Ik loop achter hem aan, met Jenny in mijn kielzog en Tigerai's stem die over de vlakte dendert. Ik denk dat hij iets zei van: 'ga om dat rotsblok heen staan!', maar ik kan niet zo goed Emaraans. Ik moet het mezelf echt eens aan gaan leren, tot nu toe heeft het alleen nog maar tot hinder geleid. Als we op de top staan zien we opeens dat het kleine groepje afbuigt, naar rechts toe. Ik frons mijn wenkbrauwen. "Waarom doen ze dat?" vraagt Jenny. Will schudt zijn hoofd. "Geen idee." Ik kijk naar de andere kant van het leger. Dan zie ik waarom. "Daar!" schreeuw ik. Will en Jenny draaien zich met een ruk om. Aan de andere kant van het leger staat een ander leger, de Isitopes. Hun rode doeken staken fel af tegen de blauwe lucht. "Dat moeten er honderden zijn! Meer dan duizend!" roept Jenny in paniek. Ik snap haar wel. Dat leger is extreem groot, groter dan elk ander leger die ik ooit gezien heb. Auron komt bij ons staan. "Hoeveel tijd denken jullie dat we hebben?" Will zucht. "Het maakt niet uit hoeveel tijd we hebben. Hoe goed jullie Emaranen ook zijn, zeshonderd tegen meer dan duizend is echt te veel denk ik hoor." Auron snuift. "Betekent niet dat we het niet proberen. Elke vijand heeft een zwakke plek, wat is het van deze?" "Hun geloof in vrouwen, en aangezien we er maar een bij ons hebben." We kijken naar Jenny, die heel bleek werd. "Jou zullen we niet doden, rustig maar." zegt Will geruststellend. Jenny knikt, maar ziet nog steeds een beetje bleek. "We kunnen de Rode Vrouwe imiteren." stelt Joris voor, die er ook bij was komen te staan. "Waar dacht jij nu een rode mantel vandaan te halen." zegt Will sceptisch. "Sorry dat ik je afkraak, maar dat idee gaat niet werken." Joris haalt zijn schouders op. "Dan wordt het vechten." Auron knikt. Hij gaat van de rots af en begint bevelen te geven aan de soldaten. De Isitopes komen in beweging. Met z'n allen komen ze op ons af gestormd. De Emaraanse soldaten zetten zich schrap, maar zoals Will al zei, dit is teveel voor ze. Het gevecht woedde overal, vooral drie tegen een. Drie Isitopes tegen een Emaraanse soldaat, niet helemaal eerlijk zou je denken. Nou, ik moet zeggen, de Emaraanse soldaten beten flik van zich af. Er vielen overal doden en gewonden op de aarde, en mijn pijlen begonnen op te raken. Dan slaakt Jenny een kreet. "Goldur!" roept ze. Ik kijk naar waar Goldur zou moeten staan, net op het moment dat hij kermend op de grond zakt. Ik en Jenny aarzelen geen seconde. Ik pak mijn Saksische mes, Jenny haar diplomatenmes. Samen stormen we op de Isitope af, die zich helemaal rot schrok. Jenny haalt uit en de Isitope valt op de grond. Ik ga meteen boven hem staan, met mijn mes, klaar om het werk af te maken. Jenny ging ondertussen beschermend bij Goldur staan. "Hé, jij hebt ook zo'n mantel." zegt de Isitope zwakjes. Ik kijk hem verbaasd aan. Hij hoestte nog wat bloed op, wat zijn witte tuniek rood kleurde. "Hoe bedoel je?" vraag ik. "Dat meisje, die had ook zo'n mantel." Silferina! Ik kniel bij hem neer, op zijn borst. "Waar had je haar gezien?" De Isitope lacht. "Die is dood. Gepakt door een Karalini, een woestijnleeuw. Ik zag haar onder hem verdwijnen. En als ze dat overleefd had gaat ze dood aan de verwonding die de leeuw haar toe had gebracht. Ik hoorde haar gille." Enorme woede maakte zich meester van me. Ik schreeuw en stoot mijn Saksische mes hard in zijn borst. De man was op slag dood. Dan wordt ik zelf neergeslagen en wordt alles zwart voor mijn ogen.

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu