Hoofdstuk 24

123 8 2
                                    

POV Silferina
Na Danser uitbundig geknuffeld en bedankt te hebben ging ik met Dian en Rhian de zaak even bespreken. Rhian zei ons best wel naar het noorden te willen brengen, maar niet helemaal. Dian zegt dat de soldaten - hij en de andere achttien - genoeg uit zijn gerust om op weg te gaan, dus pakten we onze spullen en gingen met de Grenam op weg naar het noorden. Als we er zo'n twintig kilometer vandaan zijn zullen we splitsen. Dan gaan de Grenam verder en gaan de soldaten en ik naar het noorden om ons bij de rest te voegen. Ik heb Rhian nog gevraagd of hij zich met een paar mannen bij ons wilde voegen, maar dat weigerde hij. "Ik heb een plicht hier. Als ik met honderd man erop uit trek zijn er niet geboeg om de achterblijvers te beschermen." Je hoorde dat hij het zelf wel een beetje jammer vond. Ik en Dian legden ons er maar bij neer. Ik en Amira besloten de reis maar zo gezellig mogelijk te maken. We kletsten over van alles en nog wat, van irritante broertjes - ze heeft er twee, klein en ze halen alleen maar kattenkwaad uit - tot wapens en onze levens. Amira is het oudste kind, dus zal zij de volgende leider van het stam zijn. Haar vader wil dat ze trouwt, maar Amira zit dat niet zo zitten. "Mannen zijn zo ontzettend bezitterig. Ik ben liever op mezelf, pap kan me niks dwingen." zei ze resoluut. Ik dacht meteen aan Tony. Tony is niet bezitterig, maar hartstikke lief en behulpzaam. Hij weet wat mijn grenzen zijn, wat ik wel en niet leuk vind en houdt daar rekening mee, net zoals ik dat bij hem doe. Goldur en Jenny zijn ook hartstikke lief voor elkaar, maar Amira blijft bij haar standpunt. Ik vertelde haar over Emara, Tony, mijn broers en Araluen, met daarbij mijn opleiding tot grijze jager. "Dus jij kan goed boogschieten?" vraagt Amira. Ik knik. "En messen werpen kan ik ook supergoed. Zwaardvechten kan ik ook wel een beetje." "Wow. Ik kan ook boogschieten, maar pap laat me niet zwaardvechten, omdat hij bang is dat ik ernstige verwondingen oploop, wat onzin is. Ik loop nog meer verwondingen op als ik met enkel pijl en boog tegenover een zwaardvechter sta, dat durf ik te wedden." Ik glimlach. "Ach joh. Je hoeft er enkel voor te zorgen dat het nooit zo ver komt. Dood ze voor ze bij jou zijn." zeg ik glimlachend. Amira grinnikt even. "Majesteit?" Dian kwam naar ons toe gereden. "Wat is er Dian?" Dian beet op zijn lip en zuchtte. "Er is iets wat u moet zien."

POV Tony
Van hobbelen op een pony werd ik slaperig en omdat ik achterstevoren zat deed het nog pijn ook. Bij elke hobbel die het ponytje maakte ging er een kleine pijnscheut door mijn rug. Goldur had er meer last van dan ik. Hij kreunde bij elke stap die de pony zette, en zijn been bloedde nog steeds. Zijn zij niet meer, maar ik kan me voorstellen dat dat ook zeer deed. "Gaat het?" vraagt Jenny bezorgd als Goldur nog een keer kreunt. "Ja hoor. Doet alleen een beetje zeer." zegt hij met een pijnlijke grimas. Ik en Jenny kijken elkaar bezorgd aan. Volgens mij gaat het juist helemaal niet met Goldur, en Jenny dacht er hetzelfde over. "Weet je het zeker? Het klinkt niet zo." "Jaha! Het gaat!" snauwde Goldur. Jenny keek hem een beetje sip aan. "Ik wil je alleen maar helpen hoor." "Dat is goed, maar nu even niet. Straks, als we uit mogen rusten kan je me weer helpen. Nu zal ik gewoon door de zuren appel heen moeten bijten." Goldur krimpt ineen van de pijn als de pony nog een stap zet. Ik en Jenny kijken elkaar weer bezorgd aan. Dit gaat niet helemaal de goede kant op.

POV Silferina
"We kwamen dit zo tegen, gewoon, uit het niets." Rhians stem klonk erg bedroefd, maar de enigen die echt gebroken waren waren ik, Dian en de andere Emaraanse soldaten. Ze herkenden allemaal makkers, en ik was wanhopig op zoek naar mijn vrienden. "Wat zoek je, misschien kan ik helpen." zegt Amira. Ik glimlach even naar haar. "Lief van je, maar ik denk dat je niet zo veel helpen kan." Waar zijn ze? Ik had de neiging ze te gaan roepen, maar als ze dood zijn zullen ze geen antwoord kunnen geven. "Laat me gewoon meezoeken Sillie, dat laat mij ook niet zo stom tussen al die lijken staan." Ik stop met zoeken en draai me naar Amira om. Ze glimlacht naar me. "Dus, wat zoek je?" Ik zucht. "Ik zoek eigenlijk mijn broers, Tony, Jenny en Will. En Joris, niet te vergeten." Bij de naam Joris ging Amira's wenkbrauw een beetje omhoog. "Joris? Koning Joris? Leeft hij nog? Heeft hij wel hulp kunnen halen?" Ik kijk haar verbaasd aan. Amira zag mijn gezicht en begon het uit te leggen. "Mijn vader vertelde me dat we een oogje in het zeil moesten houden van koning Joris, die zelf op zoek ging naar hulp, met zijn vrouw, Linda. Ze gingen in het geheim weg, en vertrouwden alleen de Karalla en ons Grenam, en een paar van zijn beste vrienden toe dat hij en zijn vrouw weg waren, de anderen mochten hier niets van weten." Dan valt het kwartje. Joris en Linda wisten dit allemaal omdat ze koning en koningin waren, en ze deden zo geheimzinnig omdat niemand mocht weten van hun missie. Dus dat deden ze. "Ja, ze hadden hulp gehaald bij ons, in Emara." Ik kijk over een lijkenzee en geef mijn zoektocht op. Dat gaat eeuwen duren, voor ik alle lijken gehad heb. Dan valt mijn oog op iets glimmends. Een man met een rode doek om zijn hoofd lag op de grond, met een zeer bekend mes in zijn borst geduwd. Ik haal het eruit en bekijk het. "Deze is van Tony." zeg ik als Amira nieuwsgierig achter me komt staan. "Kijk, hier staat de letters 'T' zodat ik en hij onze Saksische messen niet door elkaar gingen halen." Amira knikt een aantal keer. Ik knielde en bekeek het lichaam van de man. Tony heeft hem gedood, maar waarom? Ik kijk nog eens goed naar de man. "Dit was een van de mannen die me liet stikken bij die woestijnleeuw." Ik had Amira natuurlijk verteld over mijn ontmoeting met de Isitopes in de woestijn die de hele tijd grinnikten en de woestijnleeuw, over beter gezegd, Karalini. Amira zei dat dat 'woestijnleeuw' betekende. Ik onderzoek de grond, waar ontzettend veel opgedroogd bloed op zit, vooral op een plek vlak bij de dode Isitope, maar er ligt geen lijk. "Ze zijn meegenomen." stel ik vast. Amira kijkt me verbaasd aan. "Hoe weet je dat zo zeker?" "Dat weet ik niet zeker, maar kijk, hier ligt een heleboel bloed, maar er is nergens een lichaam te zien. Ook geen sleepsporen, dus moet diegene opgetild of verbonden zijn, en daarmee dus meegenomen. Ik zie nergens een lichaam van een van mijn vrienden, en als ik even vlug tel schat ik dat er hier zo'n zevenhonderd, meer, doden, waaronder vierhonderd Emaraanse soldaten. Ze zijn in een hinderlaag gelokt, maar waar gingen de aanvallers daarna naartoe?" "Misschien naar het zuiden? Er loopt hier een bloedspoor." Amira wijst naar de grond. Zo'n tien meter verderop begon een soort bloedspoor, die soms vervaagd was door de vele paardensporen die eromheen stonden. Ik grijns. Misschien kennen de Isitopes net als de Grenam en de Kalralla de woestijn uit hun broekzak, maar heel snugger zijn ze niet.

De grijze jaagster, boek 3, LegendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu