Hoofdstuk 24

21 3 3
                                    

Vandaag moet ik helaas weer naar mijn werk. Ik had een kleine week vrij gekregen, omdat ik vertelde dat ik me niet lekker voelde en zo niet kon concentreren. Dat was ook deels waar, want Niek in het ziekenhuis en Nola die me eng vindt... Ik heb geen idee hoe ik dit alles moet oplossen.

Onderweg naar de plek waar we de weg aan het openbreken zijn, kom ik langs het appartement van Niek (en nu ook Nola). Ooit heb ik een keer een foto aan Niek gegeven, heel lang geleden. Niek weet namelijk wel dat ik zijn vader ben. Alleen Nola weet dat niet. Waar zou die mooie foto gebleven zijn? Ik stop bij het appartement en kijk naar de ramen die als het goed is bij Niek's appartement horen. Hoe trots ik op hem ben, is denk ik niet uit te drukken. Hij heeft alle verdriet doorstaan en is een gewoon leven gaan leiden. Morgen mag hij al het ziekenhuis uit en dan kunnen we misschien alles rustig aan Nola vertellen...

Mijn ogen dwalen af naar de stoep. Daar loopt iemand in de stromende regen. Ik kan het gezicht niet zien, maar iets zegt me dat het Nola is. Ja, ze draagt haar tas... Ik stap zonder echt na te denken uit de auto en wordt gelijk kleddernat, maar dat maakt me helemaal niks uit. Ik loop rustig naar het meisje toe, die zich naar mij toedraait, en zie haar groene ogen geschrokken staren.


Als bevroren staat Nola aan de grond genageld. Is hij echt dezelfde man als op de foto in de badkamer? Weet Niek dat wel, en zij niet? Mark komt dichterbij en stopt een meter van Nola vandaan. De regen is in Nola's laarzen gekomen, en ze voelt hoe haar sokken en voeten natter worden. Maar daar heeft ze geen aandacht voor. Nu pas ziet ze hoeveel ze eigenlijk op Mark lijkt. Hij steekt zijn hand uit naar haar. Langzaam, beheerst, trillend van opwinding en angst voor haar reactie. Nola kijkt in de ogen van Marc. De ogen van haar vader.

Nog steeds druipend staan Marc en Nola even later in Niek's ziekenhuis kamertje. Een zuster bekijkt de uitslagen van het onderzoek goed en knikt een paar keer. De spanning is te snijden. Als de uitslagen positief genoeg zijn, word Niek ontslagen uit het ziekenhuis. De zuster draait zich naar om naar Marc en Nola, die haar afwachtend aankijken. Ze glimlacht en zegt; "De uitslagen zijn zeer positief. Niek mag naar huis, maar moet wel rustig aan doen." Marc geeft de zuster een hand en gaat dan naast zijn zoon op een krukje zitten. Niek glimlacht van oor tot oor. "Dit moeten we vieren." zegt hij.

Marc's auto is mooi, vindt Nola. Het is er ruim en schoon. Waarschijnlijk omdat hij altijd in zijn eentje rijdt. Ze heeft een raar gevoel in haar buik. Ze is er zojuist achter gekomen dat haar vader haar broer had aangereden. En Niek is ontslagen. Dit is misschien de gelukkigste dag van haar leven.

De regen tikt op het autodak. Niek en Nola zitten naast elkaar op de achterbank. Marc glimlacht van oor tot oor. "Waar zullen we heengaan?" vraagt hij. Nola lacht. Ze weet niet waarom. Misschien vanwege alle spanning. Misschien omdat ze gewoon zo blij is dat ze zal klappen als er nog iets komt. Niek lacht ook. Marc lacht ook. Ze zijn een familie. Een blij gezin. Alsof het nooit anders is geweest.

Ze gaan uiteindelijk naar een zwembad. Nola heeft altijd al willen zwemmen. En het is niet slecht voor Niek om in het water te liggen. Eerst moeten ze wel naar de kledingwinkel voor een bikini voor Nola. Ze vindt het heerlijk dat ze niet op de prijs hoeft te letten. Ze kiest een geweldige bikini uit. Het is een lichtgroene. Marc betaald. Ze rijden daarna verder naar een geweldig zwemparadijs. Het is misschien duur, maar dat mag. Het kan. Nola is dolgelukkig en snapt niet waarom Inge en Hans geen geld wouden hebben. Het is heerlijk om niet daarop te moeten letten.

Niek en Marc zitten in een kleedhokje en Nola in een andere. Marc heeft haar verteld dat hij het verhaal zal vertellen als ze er klaar voor is, maar dat ze nu nog plezier moet hebben. Ze zei misschien dat dat goed was, maar eigenlijk wil ze het heel graag weten. Waarom heeft ze al die jaren bij twee arme mensen gewoond? Waarom is hij hun nooit komen ophalen? Maar nu moet ze zich daar niet om druk maken, vindt ze. Nu is het tijd om te zwemmen.

De bikini zit heel mooi, vindt Nola. Het past goed bij haar ogen. Ze springt in het water, maar schrikt dan. Ze kan niet zwemmen! Druk met haar benen en armen trappelen, komt ze boven. Ze blijft haar armen druk bewegen, maar kan dat nooit lang volhouden! Gelukkig plonst Niek naast haar en houd Nola vast.


Ik kijk toe vanuit een stoel hoe Niek Nola zwemles geeft. Ze zijn geweldig. Ze maken geen ruzie en hebben plezier met elkaar. Ze geven om elkaar. Dat is geweldig om te zien. Als Nola weet hoe ze moet zwemmen, maak ik gauw een bommetje. We spetteren elkaar nat, en spelen tikkertje. Na een uur klimmen we naar de kant om een ijsje te gaan halen. Nola geniet er het meeste van. Ze heeft volgens mij nog nooit een ijsco op.

Ik voel me nog steeds schuldig dat ik een lange tijd geleden op gaf om Nola en Niek ooit nog te vinden. De mensen die hun meenamen hadden al in Japan ofzo kunnen zijn. Toen ik Niek aanreedt, dacht ik dat het mijn verbeelding was geweest. In het ziekenhuis kwam ik erachter dat hij Niek heette. En toen hij bijkwam, herkende hij me. Hij was dan ook iets ouder geweest dan Nola en was al zindelijk. We hebben veel gepraat over ons leven na de ontvoering. Niek vertelde me dat hij zijn zusje nooit heeft verteld over mij. Ik wist niet of dat goed is geweest of dat hij het beter wel had kunnen zeggen.

Als we weer terug het water in willen springen, horen we een schot. Veel gegil, en een balk die naar beneden stort. Ook horen we politieauto's. Met laaiende sirenes en zwaailichten rijden ze langs het raam van het zwembad. Ik hou Nola en Niek achter me en we gaan zo onopvallend mogelijk naar achteren. De schieter ligt op de grond, in een plas bloed. De balk is op hem gevallen. Hij heeft zelfmoord gepleegd.

Ook een ambulance raast langs. Een tiental politiemannen stormen het zwembad binnen. De zwemmers durven zich niet te verroeren. Drie politiemannen snellen naar de schieter, de rest gaan de zwemmers langs om hun gerust te stellen. Er komt ook eentje naar ons toe. Hij heeft een vriendelijk gezicht en kijkt medelijdend naar Nola, die staat te trillen. Maar dan wordt zijn medelijdend gezicht een frons, en dan worden zijn ogen groot. Hij roept een andere politieman en kijkt me aan.

"Waar komt dit meisje vandaan?"

Niets meer waardWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu