10.

1.1K 125 9
                                    

"Arthur!" Mijn hand doet pijn van het minutenlang bonken op zijn donkerhouten deur, maar ik ben niet van plan om op te geven. Niet totdat hij me er eindelijk in laat. "Kom op, dit was een misverstand."

"Natuurlijk," klinkt zijn stem nors vanaf de andere kant. "Ik mocht helemaal niet weten dat je stiekem iets met Marlon hebt."

"Ik heb helemaal niets met hem. Ik hou van jou."

"Ik geloof je niet meer, Deianeira, en dat is je eigen schuld. Ga weg. Pak je spullen en ga terug naar waar je vandaan komt. Nu."

Die woorden doen me pijn. Hij beschouwt me ook als een tweederangsburger, net als zijn vader. Hij vindt me een stuk stront van de straat. Iemand die nooit meer waard zal zijn dan een simpele landbouwslaaf. "Ik dacht dat jij anders was."

"Dat dacht ik ook van jou."

Gefrustreerd bonk ik nogmaals op de deur. "Arthur, laat me erin. Ik wil je kunnen aankijken als ik tegen je praat."

"Daar had je in de arena anders ook geen problemen mee." Toen je nog niet van me hield, hoor ik hem er achteraan denken.

"Toen konden we niet anders." Hoe durft hij de arena erbij te halen? Alsof hij het niet maar wat fijn vond dat ik er was om hem door dik en dun te steunen. Goed, misschien was ik wel de enige van ons twee die echt gesteund moest worden, maar dat wil niet zeggen dat hij nu het recht heeft om me verwijten te maken.

"Heb je me niet gehoord? Ga weg. Nu."

"Nee!"

"Hé daar," bromt de stem van Nestor van onderaan de trap in de hal. "Kunnen jullie ophouden met dat kabaal? Ik kan jullie in de woonkamer horen."

Ook dat nog. Hem kan ik hier al helemaal niet bij gebruiken. "Sorry dat we u storen, maar ik moet Arthur spreken. Hij weigert alleen zijn deur open te maken."

Zware voetstappen klinken op de treden van de trap. Even later verschijnt het hoofd van Nestor binnen mijn gezichtsveld, gevolgd door de rest van zijn lichaam. "Wat is er allemaal aan de hand hier? Problemen in het paradijs?"

Ik weet vrijwel zeker dat er stoom uit mijn oren komt, ook al kan ik dat zelf niet controleren omdat ik geen spiegel voorhanden heb. Natuurlijk vindt hij het helemaal niet erg als Arthur en ik problemen hebben. Dat juicht hij juist toe. Wedden dat hij al een hele speech heeft opgesteld voor als hij het volk moet vertellen dat de bruiloft niet doorgaat? Hij wil me kapotmaken en of dat nou is door me te vermoorden op mijn eigen bruiloft of door Arthur tegen me op te zetten dat kan hem volgens mij niet zoveel schelen.

"Zeg Deianeira, ik heb jou altijd ingeschat als een hele slimme meid. Je gaat me niet vertellen dat je niet meer weet hoe je moet praten."

Ik weet best nog hoe ik moet praten. Het kost me alleen ontzettend veel moeite om dat op een kalme toon te blijven doen. "Er zijn wat kleine akkefietjes, ja."

Aan de andere kant van de deur hoor ik Arthur snuiven. "Akkefietjes. Dat is niet exact het woord dat ik zou gebruiken om de situatie te omschrijven."

"Als je me gewoon binnen zou laten, konden we erover praten wat dan wel het juiste woord is."

"Geen denken aan. Ik wil niets meer met jou te maken hebben. Vader, kunt u Deianeira verzoeken om weg te gaan? Ver weg, als het even kan." De manier waarop hij mijn naam uitspreekt is ijskoud. Totaal niet de lieve jongen die me vertelde dat hij het zo een mooie naam vond.

Nestor kijkt me aan met een blik die zegt dat er met hem niet te spotten valt. "Ga naar je kamer, jongedame. Morgen praten we verder. Daar is het nu te laat voor."

Met hangende schouders druip ik af. Een andere keus heb ik niet. Hopelijk draait Arthur vannacht een beetje bij, anders ben ik hem misschien wel voorgoed kwijt.

(Uitverkoren 2) - De chaosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu