17.2

1.1K 92 10
                                    

Mijn ogen zijn vochtig tegen de tijd dat ik de deur van mijn kamer weer open hoor gaan. Ik lig met mijn rug naar de kamer toe op mijn bed, maar ik heb wel zo'n vermoeden wie het is die binnenkomt. Als ik echter twee paar voetstappen hoor in plaats van één hijs ik mezelf overeind om te kijken.

"Niet meer alleen, had ik gezegd," beantwoordt Nestor mijn vraag voordat ik die stel. Hij laat zichzelf in de grote stoel bij het raam zakken. "Ik wil elk risico op een buitenechtelijk kind vermijden."

Ik weersta de neiging om met mijn ogen te rollen. Natuurlijk gaat dit hem niet om het zogenaamde buitenechtelijke kind. Niet alleen, tenminste. Hij wil net dat er straks sporen van mij achterblijven in deze wereld. Buiten dat vraag ik me af of hij er op de één of andere manier achter is gekomen dat Arthur en ik een revolutie willen plannen of dat hij mij nog steeds gewoon ziet als de personificatie van het kwaad.

Arthur doet net of zijn vader er niet is en komt naast me op het bed zitten. Zijn hand glijdt meteen richting de mijne. "Hé. Gaat het weer een beetje? Heb je gehuild?"

Ik geef geen antwoord. Wat moet ik zeggen? Eerlijk zijn kan en wil ik niet, maar ik heb ook geen zin om de boel bij elkaar te liegen. Ik zou willen dat we gewoon onder vier ogen konden praten.

Nestor lijkt ons wel vermakelijk te vinden. Althans, dat meen ik op te maken uit de blik in zijn ogen en de omhoogstaande mondhoeken. "Ik dacht dat jullie elkaar zoveel te zeggen hadden."

"Alsof u en moeder altijd alleen maar praten als jullie samen zijn. Deianeira en ik hebben geen woorden nodig om elkaar te begrijpen. Alleen maar elkaars aanwezigheid voelen vinden we al fijn."

Arthur gebruikt mijn volledige naam. Dat doet hij tegenwoordig alleen nog maar als hij serieus of gespannen is. Op die zeldzame momenten dat we ons kunnen gedragen als normale tieners noemt ook hij me gewoon Deia.

Nestor reageert niet, maar blijft naar ons kijken alsof we een zeer interessant observatie-object zijn. Wat we voor hem ongetwijfeld ook zijn.

Ik wil Arthur vragen naar zijn bezoekje aan Nevis. Wat zijn verdere plannen zijn. Hoe we ervoor gaan zorgen dat zijn vader hier niets meer te zeggen heeft. Alleen kan dit allemaal niet. Daarom begin ik maar over iets totaal anders. "Kyara mag mijn bruidsmeisje worden."

"Leuk," vindt Arthur. "Dan heb je er twee. Ik weet zeker dat jullie er alle drie geweldig uit zullen zien. Nevis heeft al allerlei ideeën voor de jurken."

"Wanneer heb jij Nevis gesproken?," merkt Nestor scherp op.

Gelukkig weet Arthur ervoor te zorgen dat hij niet rood wordt, of andere signalen van betrapt zijn vertoont. Hij hangt met net zoveel gemak een smoes op als hij aan tafel deed. "Ik kwam haar tegen toen ik wegging uit het ziekenhuis."

Nestor zucht geërgerd, waarschijnlijk omdat hij het niet kan hebben dat Arthur een plausibel antwoord heeft gegeven, en hijst zichzelf weer overeind. "Het wordt tijd om te gaan. Ik heb wel wat beters te doen dan de hele avond voor jullie oppas spelen. Als je haar nog wat te zeggen hebt, doe dat dan nu en anders wacht je maar tot morgen."

Ik wil niet dat Arthur weer bij me weggaat. Ik wil dat hij me in zijn armen neemt en in mijn oor fluistert dat het allemaal wel goed zal komen. Ik wil mezelf verwarmen aan zijn lichaamswarmte, net zolang tot ik in slaap val. Maar het enige dat ik kan doen, is toekijken hoe hij opstaat.

Hij buigt zich naar me toe voor een kus. "Ik zie je morgen, mijn liefste."

"Inderdaad. Lieveling," voeg ik er met een veelbetekenende glimlach aan toe.

Het zorgt voor ook een lach van zijn kant. Een seconde lang bevinden we ons in een afgesloten universum. Totdat zijn woorden mijn gehoorgang bereiken. "Ik zal bij je zijn in je dromen vannacht."

(Uitverkoren 2) - De chaosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu