31.

835 77 9
                                    

Pas als ik wakker word, besef ik dat ik toch nog in slaap ben gevallen. Arthur zit op het bed naar me te kijken. Als hij ziet dat ik wakker ben, buigt hij zich naar me toe om me te kussen.

"Hé schoonheid. Lekker geslapen?"

"Kort, maar prima. Ben je niet boos op me?"

"Boos?" Hij kruipt tegen me aan. "Herinner je je die nachtmerries niet meer?"

"Nachtmerries?" Terwijl ik het zeg, komt er een hele vage herinnering aan de afgelopen nacht bij me naar boven. Er was iets met Vinny. Ik heb gedroomd dat ik haar zou verliezen, volgens mij op meerdere manier. "O, hemel."

"Wat?"

Zonder acht op Arthur te slaan, spring ik overeind en storm de keuken in. Daar is alleen mijn moeder. "Waar is Vinny?"

"Bij Glass."

"Glass? Hoe laat is het eigenlijk?"

"Een uur of tien," antwoordt mam. Als ze zich naar me omdraait, zie ik de afstandelijke blik in haar ogen. Ze is nog steeds boos over vannacht. Ik denk niet dat ik haar dat kwalijk kan nemen.

Ik probeer woorden te zoeken om alles beter te maken, maar ik kan er geen vinden die ik echt meen. Daarom sta ik haar gewoon maar zwijgend aan te staren.

"Ik ga naar de olijfgaard. Adelia kwam net vertellen dat er een lekkage is in de schuur en het heeft vannacht geregend. We gaan de boel opruimen."

"Succes daarmee dan." Terwijl mam de voordeur uit loopt, slof ik terug de slaapkamer in om me om te kleden.

"Je zou ook nog even hier kunnen komen," merkt Arthur op. Hij zit nog steeds op bed.

"Ik wil leren."

"Je haalt het toch wel. Een paar minuutjes nog?"

"Nee." De waarheid is dat ik graag wil leren omdat dat normaal is. Zolang alles normaal is, kan er niet veel fout gaan, toch?

"Liefste," probeert hij nogmaals. "Ik denk dat het verstandig is als je ook een beetje rust neemt. Dat is goed voor je. Bovendien hebben we zoveel om over te praten."

"We praten de hele tijd al."

"Niet met z'n tweeën. We hebben hier nog minder privacy dan in het paleis."

Met een paar schone kledingstukken in mijn handen draai ik me om. "Ga dan maar lekker terug naar het paleis als daar alles beter is."

Zijn gezichtsuitdrukking verstart.

"Sorry. Dat moet ik niet zeggen."

"Inderdaad. Kom eens even hier."

Aarzelend leg ik mijn kleren terug in de kast en loop op het bed af. Op mijn eigen helft ga ik zitten.

Arthur trekt me naar zich toe en slaat een arm om me heen. "Ik weet ook niet zo goed wat ik moet zeggen. Het is zo lastig allemaal. Als je maar weet dat het waar is wat ik vannacht zei; zolang ik jou heb, heb ik het belangrijkste in mijn leven."

"Dan stelt jouw leven ook niet veel voor. Ik breng alleen maar ellende."

"Dat is niet waar. Je brengt mij juist heel veel geluk. Ik heb nog nooit van iemand zoveel gehouden als van jou."

Ik draai mijn hoofd weg. "Jij gelooft in sprookjes."

"Omdat jij mijn prinses bent."

"Zo noemt Marlon me ook altijd. Noemde." Misschien was ik meer gewend aan het leven in het paleis dan ik zelf dacht.

"Toch is het waar. Ik weet dat wij bij elkaar horen. Wij zijn elkaars geluk, toch?"

Ik bijt op mijn lip. Is het niet egoïstisch om alleen aan ons eigen geluk te denken?

"Weet je wat wij vandaag gaan doen? We bedenken een concrete manier om mijn vader en oom de gevangenis in te krijgen. Die voeren we zo snel mogelijk uit en dan nemen we Kyara mee naar de plek die je vader ontdekt heeft. En dan leven we nog lang en gelukkig. Lijkt je dat wat?"

"En de rest dan? Wat is er veranderd? Eerst was je hier zo op tegen omdat we dan iedereen achter zouden laten."

"In een vreselijk land, ja, maar dat doen we niet. Iedereen die wil, mag met ons mee en de rest krijgt de kans om van dit land een eerlijke samenleving te maken. Wat zeg je daarvan?"

Dat het te mooi klinkt om waar te zijn. Dat twee zestienjarigen echt niet twee door en door slechte consuls van de troon kunnen stoten. Dat het zo simpel echt niet is. Maar dat is niet wat ik zeg. "Oké. Laten we dat doen."

"Mooi zo." Arthur kust me. En daarna nog een keer. Hij laat zijn mond via mijn hals naar de boord van mijn pyjama glijden. "Ik ben zo blij dat je mijn vrouw wilt worden. Het eerste wat we doen als we op die plek van je vader zijn, is trouwen, oké?"

"Waarom doen we dat niet nu al?" Als het grote feest toch niet doorgaat, kunnen we de verbintenis net zo goed meteen aangaan.

"Nu? Maar we hebben geen ringen en geen feest en geen mooie kleren."

"Dat is niet waar," wijs ik hem terecht. "Ik heb die witte rok en jij hebt je kleren uit het paleis. Een feest kunnen we er zelf wel van maken. En die ringen, hoe hard hebben we die nou nodig? Als jij er maar bent. Ik wil met je trouwen. Nu."

Arthur grijnst. "Laten we nog heel even hier blijven. Genieten van elkaar en van de gedachte dat niemand anders het nog weet. Dan gaan we straks Fergus vragen of hij een gaatje voor ons heeft."

Dat vind ik natuurlijk geen probleem. Vandaag ga ik trouwen.

- - -

A/N Een korte deze week, maar dat komt omdat volgende week de grote finale is. Het derde deel van de serie zal dan starten op vrijdag 3 maart.

(Uitverkoren 2) - De chaosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu