28.1

907 85 7
                                    

Ik heb tegen hem gezegd dat dit geen goed idee is, wel een keer of honderd, maar hij wil niet naar me luisteren. Dus loopt Arthur nu naast me over het brede zandpad dat de straat moet voorstellen waar ik mijn hele leven heb gewoond. En waar ik met ingang van vandaag weer zal wonen. Hij zeult een lompe koffer met zich mee waarin hij zoveel mogelijk van zijn bezittingen heeft gepropt. Ik daarentegen heb bijna niets meegenomen. Alleen mijn schoolspullen en een paar van de kledingstukken die Nevis voor me gemaakt heeft.

Mijn vingers spelen met de ring die om mijn nek hangt terwijl mijn voeten me steeds dichter bij mijn familie brengen. Voordat ik de voordeur open duw, haal ik diep adem. Dan stap ik over de drempel. "Mam?"

Mijn moeder en zusje zitten aan de eettafel over hun avondeten gebogen. Beiden kijken meteen op.

Ik bijt op mijn lip. Deze situatie voelt zo erg alsof ik gefaald heb in het leven. Maar ik heb geen andere keus. "Mogen wij vannacht hier slapen?"

"Wat is er gebeurd?," vraagt mijn moeder bezorgd. Haar lepel met soep blijft ergens halverwege haar mond hangen. Dan pas merkt ze Arthur op, die achter me zijn koffer naar binnen sleept. "Zijn jullie allebei het paleis uit gezet?"

"Nee, ik ben soort van vrijwillig gegaan," antwoordt Arthur.

Ik rol met mijn ogen. "Die idioot wilde niet dat ik zonder hem ging. Nestor heeft me eruit geschopt omdat ik een herdenking wil organiseren voor pap."

"Had dat dan gewoon laten schieten. Hij is niet eens dood. Je had veel beter in het paleis kunnen blijven wonen, daar heb je het beter dan dat je het hier ooit zult hebben."

Hoofdschuddend plof ik naast haar neer. "Er is één ding dat ik daar niet heb. Jullie."

Mijn moeder slaakt een zucht. "Dat is onzin, Deia. Je raakt ons niet kwijt als je daar woont en je hebt daar gewoon meer kansen dan hier. Daar heb je een toekomst. En Arthur..."

"Ik red me wel, mevrouw. Maakt u zich geen zorgen. We willen alleen vragen of wie hier alstublieft de nacht door zouden mogen brengen."

Ze kijkt hem aan alsof hij achterlijk is. "Dat spreekt voor zich, lijkt me. Dacht je dat ik jullie op straat zou laten slapen? Met dit weer? Geen sprake van. Vinny, jij komt vannacht bij mij in bed zodat Arthur en Deia in jullie bed kunnen slapen."

Ondanks alles trekt er een warm gevoel door mijn lichaam. Er is nog iets dat ik in het paleis niet heb en hier wel. De vrijheid om zo dicht bij Arthur te zijn als ik zelf wil. En het beste is nog wel dat er hier geen beveiliging toe staat te kijken bij al onze momenten samen. Hier kunnen we weer volledig onszelf zijn. Ik althans. Voor Arthur zal het behoorlijk zwaar worden om hier te wonen.

"Hebben jullie al gegeten?," informeert mam.

"Zoiets, ja. Genoeg om van te leven." Zelf heb ik tijdens het inpakken mijn stuk brood en de plakjes komkommer weg geschrokt en Arthur is na het volstouwen van zijn koffer heel brutaal de keuken in gelopen om daar snel wat restjes te verslinden. Al is het alleen maar om mijn vader te zieken, dat waren zijn exacte woorden geloof ik.

Arthur zakt naast Vinny aan de tafel neer. "Sorry Deia als ik je in de problemen heb gebracht."

"Het is niet jouw schuld. Ik kijk morgen wel of ik ergens een makkelijk baantje kan vinden. We redden ons wel." Daar ben ik nog niet zo zeker van, maar dat kan ik natuurlijk niet tegen Arthur zeggen. De arme jongen is weggevlucht uit zijn vertrouwde leefomgeving. Ik kan het hem niet aandoen om hem de waarheid te vertellen: dat we waarschijnlijk zullen verhongeren tot op het bot en van geluk mogen spreken als we van de zomer nog in leven zijn.

"Geen sprake van," bemoeit Arthur zich met mijn plan. "Jij gaat de opleiding tot journalist volgen. Ik zoek wel een baan. Misschien kan ik houthakker worden."

(Uitverkoren 2) - De chaosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu