Benjamin's dood had Lloyd erg aangegrepen. Natuurlijk waren er tijdens de Duitse aanval en de daaropvolgende tegenaanval meerdere kameraden gesneuveld, en ook daar had Lloyd het moeilijk mee, maar Benjamin was minderjarig geweest en had op het punt gestaan om naar huis gestuurd te worden. Juist om die reden kon Lloyd Benjamin's dood maar moeilijk kon verkroppen. Het deed Lloyd eens temeer beseffen dat de dood voortdurend op de loer lag om een slachtoffer te verschalken, zodra de gelegenheid zich voordeed. De dood spaart hier niemand, is niet kieskeurig en kiest zijn slachtoffers willekeurig uit. Het maakt voor de dood niet uit of je arm of rijk bent, jong of oud, Brits of Duits. Uiteindelijk zal iedereen eraan ten prooi vallen. Genadeloos en absoluut. Hier en nu op het slagveld of anders wel over vele jaren als een bejaarde man in het sterfbed. Dergelijke gedachten kwelden Lloyd voortdurend en maakten hem nog somberder.
Het was een bewolkte dag en de temperatuur liep tot bijna 30 graden op. Doordat het behoorlijk winderig was, voelde het aangenaam aan. Wat echter niet zo aangenaam was, was de vreselijke stank van ontbindende doden die de wind, vanuit niemandsland over de loopgraven verspreidde. Diezelfde wind voerde ook het vreselijke, doordringende gekerm van de gewonden aan, die sinds de gevechten, in niemandsland waren achtergebleven. Het was in de haastige terugtocht onmogelijk geweest om iedereen, dood of gewond, mee terug te nemen naar de eigen loopgraven. Het gevolg was dat honderden doden en gewonden nu nog steeds over niemandsland verspreid lagen. Het geweeklaag van de soms stervende soldaten in niemandsland ging door merg en been. Veel soldaten in de loopgraven bedekten hun oren met hun handen om het hartverscheurende gejammer niet aan te hoeven horen, terwijl anderen botweg naar de gewonden riepen dat ze 'hun bek moesten houden'. Sommigen gewonden hielden na een tijdje op met kermen, wat er meestal op duidde dat ze bezweken waren aan hun ernstige verwondingen of het bewustzijn verloren hadden. De soldaten in de loopgraven konden het gekerm nauwelijks nog verdragen. Het deed hen beseffen dat hun kameraden dringend hulp nodig hadden, terwijl zij machteloos moesten wachten om de gewonden, onder dekking van de duisternis, uit hun benarde positie te bevrijden. Aangezien het bijna zomer was, duurde de periode van daglicht lang. Voor veel van de zwaargewonden te lang. Zij stierven, lang voordat de duisternis inviel. In sommige gevallen had hun dood wellicht voorkomen kunnen worden, als hen direct medische hulp was geboden. Duitse sluipschutters lieten dit echter niet toe en schoten op alles wat zich bewoog. Gefrustreerd moesten de Britse hospikken en brancardiers constateren dat het gekerm en geroep om hulp, met het uur, afnam.
Lloyd keek voorzichtig door de periscoop over niemandsland uit. De dode Duitser in het prikkeldraad hing er nog steeds. Met wijd geopende ogen keek hij Lloyd spottend aan. De huid van zijn gezicht en handen was verkleurd naar een paars/blauwe kleur en was bedekt met tientallen vliegen. Zijn buik was onder zijn gescheurde jas enorm opgezwollen. De buik van de Duitse jongen vulde zich met lichaamseigen gassen. Een kort moment overwoog Lloyd een buikschot, voordat de buik van de Duitser uit zichzelf open zou knappen. Wanneer de buik van de jongen door de druk van het gas open zou springen, zou dit een vreselijke, rottende stank verspreiden, die ondraaglijk zou zijn. Het risico om door een kogel van een Duitse sluipschutter getroffen te worden, vond Lloyd echter te groot, zodat hij het idee van een buikschot vrijwel meteen uit zijn gedachten zette. Lloyd liet zich in de loopgraaf terugzakken en ging op de opstaande standplaats liggen. Hij sloot zijn ogen met het voornemen om wat verloren slaap in te halen, maar telkens kwam het beeld van de smekende ogen van Benjamin weer terug. Lloyd kon dat beeld niet loslaten. Het bleef hem telkens achtervolgen en Lloyd was bang dat ie, in heel zijn leven, hoelang dat ook nog mocht duren, nooit meer rustig zou kunnen slapen.
"Goeiedag, Korporaal." zei een vriendelijke, onbekende stem. Lloyd opende zijn ogen, keek op en zag een onbekende kolonel staan. Snel kwam hij overeind, ging voor de man in de houding staan en salueerde. "Nou,nou.." zei de kolonel lachend. "Zo formeel hoeft het nu allemaal ook niet." Pas op dat moment zag Lloyd het teken van de pastorale dienst op het uniform van de kolonel. Deze vriendelijke, glimlachende man was aalmoezenier en had de rang van kolonel, omdat deze bij zijn functie hoorde. Lloyd glimlachte verlegen en enigszins beschaamd terug. "Ik ben Aalmoezenier Smith. Hoe gaat 't, Korporaal? Alles goed?" Lloyd vond het een vreemde vraag. Een vraag die je niet stelde aan iemand die in de loopgraven dienst had en alle ontberingen van verdriet, pijn, honger, wanhoop en dorst had moeten doorstaan. Lloyd begreep toen pas dat de aalmoezenier de vraag louter uit beleefdheid had gesteld. "Naar omstandigheden wel goed." antwoordde Lloyd, ook uit beleefdheid. De aalmoezenier prikte direct door het antwoord heen. "Als ik je zo bekijk jongen, ben je er volgens mij, beroerd aan toe." Aalmoezenier Smith ging naast Lloyd zitten. "En ik begrijp het ook wel." ging Smith verder. "Er gebeuren hier dingen, die niemand in zijn leven zou moeten meemaken. Gebeurtenissen die we niet snappen en waar we waarschijnlijk ook nooit een zinnig antwoord op zullen krijgen." Lloyd keek de aalmoezenier aan en had geen idee waar de beste man naartoe wilde. "Ik ben hier op verzoek van Sergeant Evans." zei de aalmoezenier. "Hij vertelde me dat zijn jongere broer in Vlaanderen vermist wordt. Hij vertelde me ook dat jij daarvan op de hoogte was. De sergeant heeft het erg moeilijk met die situatie, al zal ie dat nooit zo laten blijken. " De aalmoezenier haalde een pijp en een zak tabak uit één van zijn jaszakken. Nadat ie zijn pijp zorgvuldig gestopt had, stak ie er de brand in. "Sergeant Evans maakt zich zorgen om je. De gebeurtenissen in de krater in niemandsland, het sneuvelen van Benjamin Jones en hoe..." De aalmoezenier maakte zijn zin niet af. Kameraadschappelijk gaf Aalmoezenier Smith Lloyd een klop op zijn schouder op het moment dat hij zijn hoofd in zijn handen legde om, onzichtbaar voor ieder ander, zijn opwellende tranen te verbergen. Een tijd lang werd er niet gesproken. Lloyd veegde met de mouw van zijn gevechtjas de tranen van zijn gezicht. "Ik begrijp niet waarom nu uitgerekend Bennie daar moest sneuvelen. Die jongen was minderjarig en stond op het punt om naar huis gestuurd te worden." Lloyd keek Aalmoezenier Smith met rode, vochtige ogen aan. "Hij deed niemand kwaad. Volgens mij wilde hij dat ook niet. Hij had zelfs zijn wapen tijdens de aanvallen niet gebruikt. Ik denk niet dat ie ook maar ooit de intentie heeft gehad om iemand te doden. En uitgerekend deze jongen sterft een onmenselijke dood. Ik begrijp het niet." De aalmoezenier pakte zijn veldfles. "Hier Korporaal, drink wat." zei Smith, terwijl hij Lloyd de veldfles aanbood. "Het is vers water. Heel zeldzaam en kostbaar, in deze contreien." Lloyd nam de fles aan en nam een flinke teug.
JE LEEST
...en de engel sprak Duits.
Historical Fiction1 Juli 1916. De zwartste dag in de geschiedenis van het Britse leger. Op de eerste dag van de slag aan de Somme, raakt de 20 jarige Engelse infanterist Lloyd Taylor, tijdens het naderen van de Duitse loopgraven, zwaar gewond. Door zijn oprukkende ka...