24. Karl.

265 6 0
                                    

Behoedzaam sloop Karl tussen de grafstenen op het kerkhof voor het kleine dorpskerkje. Sinds het Britse offensief, een ruime week, geleden begonnen was, hadden ze de aanvallen van de vijand relatief makkelijk af weten te slaan. De eerste dag was voor de Britten op een catastrofe uitgelopen. Alleen al op die ene dag had het Britse leger maar liefst zestigduizend man verloren, waarvan er twintigduizend gesneuveld waren. De rest was gewond, vermist of in krijgsgevangenschap beland. Ondanks de gigantische verliezen had het Britse leger hun offensief voortgezet en hadden Karl en zijn kameraden het steeds moeilijker gekregen. Ze waren constant in een verdedigende positie gedrukt en konden maar moeizaam stand houden. Er werden weliswaar versterkingen aangevoerd, maar deze jongens kwamen meestal van het "Verdunfront" en waren al dodelijk vermoeid voordat ze aan de strijd deelnamen. Een groot deel van deze versterkingen viel, net als de overige manschappen, ten prooi aan de Britse artillerie, die hun langzaam oprukkende infanterie uitstekend ondersteunde. Het kleine kerkje, waar Karl's eenheid zich verschanst had, dreigde nu onder de Britse aanvallen te bezwijken. In de zwaar beschadigde kerktoren had een machinegeweer opgesteld gestaan, die een groot deel van de sector, vanwaar de Britten langzaam oprukten, bestreken had. Het machinegeweer had behoorlijk wat slachtoffers weten te maken, totdat de Britten de toren, door middel van artillerievuur, weg hadden gevaagd. De bemanning van het machinegeweer had zich ternauwernood in veiligheid weten te brengen. Het wapen hadden ze echter niet meer mee kunnen nemen en werd als verloren beschouwd. In de tuin van het kerkje hadden de Duitsers zich verschanst, maar toen de Britse aanvallen heviger werden, werd het voor de Duitsers vrijwel onmogelijk om deze positie in handen te houden. Terwijl de Britten aan de "voordeur" werden tegen gehouden, maakte andere eenheden een omtrekkende beweging naar de noord,- en zuidkant van het kerkje. Het peloton van Karl, of wat er nog van over was, dreigde nu omsingeld te worden.

" Terug laten vallen!" schreeuwde Sergeant Maier met overslaande stem. Hij had het gevaar direct onderkent en aangezien alle officieren inmiddels gesneuveld waren, had hij, als hoogste in rang, het directe bevel over de gehele sectie overgenomen. Dat waren veel meer manschappen dan het gebruikelijke peloton dat hij gewoonlijk onder zijn hoede had. De verantwoordelijkheid drukte zwaar op de schouders van de corpulente Sergeant, maar hij was zich ervan bewust dat hij geen keuze had.
" Iedereen terugtrekken! De kerk in!" riep hij, terwijl hij een onoplettende soldaat aan zijn arm meetrok. Sergeant Maier was vastbesloten om niemand achter te laten. Karl sloop voorzichtig naar de achterkant van het kerkje, waarbij hij de, nagenoeg onbeschadigde voordeur achter hem, nauwlettend in de gaten hield. Met een enorme dreun werd de zware deur uit de deurpost geblazen. De luchtdruk sloeg Karl tegen de grond en stof en gruis dwarrelen op hem neer. In zijn oren hoorde hij een pieptoon en alle geluiden om hem heen waren zwak en klonken dof.

" Karl! Hierheen komen", hoorde hij de Sergeant in paniek roepen. Verschrikt keek Karl naar de plaats waar zojuist nog de kerkdeur had gezeten en zag hoe een aantal Britse infanteristen, door het gapende gat, het kerkje binnendrongen. Karl twijfelde of hij het vuur op de Britten moest openen of dat hij moest maken dat hij weg kwam. Hij koos voor het laatste en zette het op een lopen naar de achterkant van het kerkje, waar zijn kameraden alweer hun posities hadden ingenomen. Terwijl de Britse kogels om hem heen suisden, vlogen Duitse steelhandgranaten, in tegenovergestelde richting, over zijn hoofd, naar de aanstormende vijand. De handgranaten misten hun uitwerking niet. Terwijl Karl zich, tussen een paar zware, eiken kerkbanken, op de grond liet vallen, werden de aanvallers aan stukken geblazen door de, tussen hen in exploderende handgranaten. Karl stak de loop van zijn geweer over een omgevallen kerkbank en richtte zijn wapen op het gapende gat, vanwaar de Britten zojuist gekomen waren. Sergeant Maier stak er echter een stokje voor.

" Karl, terugtrekken!" riep Maier opnieuw. Juist op het moment dat Karl wilde opstaan om zich naar de achterkant van het dorpskerkje terug te trekken, kwam de volgende aanvalsgolf van de Britten alweer door het gat. Sergeant Maier raakte door het dolle heen.
"Vuur, mannen! Geef ze alles wat we hebben." beval hij, beseffend dat hij nu alles wat hij tot zijn beschikking had in de strijd moest gooien, wilde hij en zijn mannen nog een redelijke kans maken om de kerk via de achterdeur te verlaten. Weer vlogen de steelgranaten door de kerk en vuurden alle Duitsers in het kerkje hun wapens op de Britten. Het was nu alles of niets. De Britse infanteristen, die nog voor ogen hadden hoe de vorige golf afgeslacht was, waren nu een stuk voorzichtiger en trokken zich door het gat terug. Daar zochten ze dekking achter de grafstenen en kruisbeelden van het kerkhof in de voortuin.
"Snel weg hier!" riep Sergeant Maier met overslaan stem. " Snel, voordat de Tommies in de gaten hebben dat we via de achterdeur de benen nemen!" De adrenaline in het lichaam van Karl, zorgde ervoor dat hij de laatste meters naar de achterdeur van het dorpskerkje, in een bovenmenselijke tempo aflegde. Terwijl hij, met zijn kameraden naar buiten stormde, verwachtte hij ieder moment door een kogel getroffen te worden van de Britten die de omtrekkende beweging hadden gemaakt.

Eenmaal buiten aangekomen keek Sergeant Maier vluchtig om zich heen waar hij met zijn mannen een veilig heenkomen konden vinden. De Britse pelotons, die de omtrekkende beweging in gang hadden gezet, hadden verzuimd verder te trekken en hadden posities aan beide zijden van het dorpskerkje ingenomen. De omsingeling van de Duitsers was daardoor niet volledig en bood hen nog steeds de mogelijkheid om uit hun benarde situatie te ontsnappen.
"Iedereen naar die rij bomen en daar dekking zoeken!" Sergeant Maier begon in paniek te raken. Sinds het treffen met de Tommies, zo'n tien minuten geleden, had hij gezien hoe het peloton langzaam maar zeker uitgedund was. Eerst door de Britse artillerie, die veel slachtoffers had gemaakt, daarna door de vijandelijke stormaanvallen. Maier wilde het handjevol overgebleven soldaten in veiligheid brengen. Vreemd genoeg vuurden de Britse troepen aan beide kanten van het kerkje niet op de vluchtende Duitsers.
" Zouden ze ons niet gezien hebben?" vroeg Sergeant Maier zich af. Zijn gedachten werden ruw onderbroken door de inslagen van artilleriegranaten gecombineerd met mortiervuur.
Overal om hem heen zag Karl hoe zijn kameraden aan flarden werden geblazen. Soldaten werden gruwelijk verminkt. Uit zijn ooghoek merkte Karl op hoe bij één soldaat beide benen werden weggeblazen. De jongen stierf gelukkig een snelle, zij het een uiterst pijnlijke, dood. Karl holde nu zo snel hij kon in de richting van de bomen. Hij vroeg zich af of hij daar veilig zou zijn voor de Britse artillerie. Hij betwijfelde het, maar wist dat hij hier in het open veld, helemaal geen schijn van kans had. De adrenaline in zijn lijf, joeg hem nog sneller vooruit, terwijl hij de om hem heen exploderende granaten negeerde.
"Weg hier, weg hier!" herhaalde Karl onophoudelijk in zichzelf, terwijl zijn hart uit zijn borst leek te springen. De bomenrij kwam nu steeds dichterbij. Zijn kameraden wenkten en schreeuwden naar hem dat hij haast moest maken. Ook tussen de bomen vielen nu de granaten en Karl zag al gauw in dat ze ook hier niet veilig zouden zijn. Toch trok Karl, voor zover dat met zijn zware bepakking mogelijk was, een eindsprint naar zijn kameraden.

Karl had de granaat niet verwacht en hij had hem ook niet aan horen komen. Het karakteristieke suizende gefluit, waar een inkomende granaat zich meestal mee aankondigt, was Karl volledig ontgaan. De Britse mortiergranaat ontplofte vlak naast hem en hij voelde hoe hij door de luchtdruk van de exploderende granaat de lucht in werd geslingerd. Met een keiharde klap kwam Karl op zijn rug terecht en een kort moment zag hij een prikkelende, witte flits voor zijn ogen. Tegelijkertijd voelde hij een stekende pijn in zijn linker voet. De pijn was zo hevig dat Karl het bewustzijn dreigde te verliezen.
"Weg hier!" herhaalde hij nog steeds bij zichzelf, maar hij had de kracht niet meer om op te staan. De pijn was te hevig en Karl besefte dat hij dit niet lang vol kon houden. Maar hij kon hier ook niet blijven liggen. Het geschreeuw van zijn kameraden en de herrie van de ontploffende granaten werden naar de achtergrond verdreven. Vlak voordat Karl bewusteloos raakte, voelde hij nog net hoe hij opgetild werd en over iemands schouders werd weggedragen.

*****
Liesl en Maria werden door Dokter Weber met spoed geroepen om bij de ingang van het Feldlazarett te helpen met het uitladen van ambulances. Het laatste uur werden er steeds meer gewonden binnengebracht. Een ambulancechauffeur had al te kennen gegeven dat de Britten een hevige aanval uitvoerden op een klein dorpje ten noorden van La Boiselle, dat tussen de eerste en de tweede Duitse loopgraven lag. De Britse opmars verliep volgens de chauffeur langzaam, maar gestaag. Het verplegend personeel en de artsen konden zich maar beter voorbereiden op een drukke avond. Liesl en Maria hadden verscheidene gewonden, die er slecht aan toe waren en nauwelijks nog overlevingskansen hadden, direct naar een ruimte gebracht om daar in rust en in het bijzijn van een geestelijke, te kunnen sterven. Telkens weer vroegen Maria en Liesl zich af waarom deze patiënten naar het Feldlazarett doorgestuurd werden. Beiden waren ze het erover eens geworden dat de fysieke toestand van deze patiënten een stuk beter moet zijn geweest, toen besloten werd om ze naar Feldlazarett 92 te sturen. Nadat de laatste gewonden uitgeladen waren, en Liesl en Maria weer naar de ziekenzaal wilden gaan om de zojuist binnengebrachtte gewonden te verzorgen, werden ze door Dokter Weber terug geroepen.
" Nog even wachten zusters," zei hij, terwijl hij op een, van een rood kruis voorzien naderende kar wees, die door twee paarden moeizaam werd voortgetrokken. "Er komen nog een paar gewonden binnen." De twee verpleegsters liepen naar de achterkant van de kar waar twee gewonde soldaten op een brancard werden uitgeladen. Liesl knielde bij één van de twee soldaten neer, waarvan de linker broekspijp doordrenkt van bloed was. Ontzet sloeg ze haar handen voor haar gezicht.
"Maria!" gilde ze in blinde paniek. Geschrokken haastte Maria zich naar haar vriendin, die nu helemaal overstuur was.
"Mein Gott, Maria!" riep Liesl verschrikt uit, terwijl ze haar vriendin ontroostbaar om de hals vloog. Tranen stroomden over haar wangen. "Het is Karl, ...m'n broertje."

...en de engel sprak Duits.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu