40. Krijgsgevangenkamp "Soltau".

158 5 3
                                    

Hannover Duitsland, Woensdag 4 Oktober 1916.

Met schel piepende wielen reed de trein het station van Hannover binnen. Lloyd keek door één van de spleten in de planken van de goederenwagon naar buiten. Het was vier dagen geleden sinds ze uit Achiet-le-grand vertrokken waren en Lloyd had meer het gevoel dat de trein gedurende die vier dagen meer stilgestaan had dan dat ze op weg geweest waren. Bij elk station dat ze aandeden hadden ze wel ergens op moeten wachten. De ene keer op een troepentrein die richting het front ging, de andere keer op een munitietrein. En ook de duur van die vertragingen was heel verschillend geweest. Soms hoefden ze maar enkele minuten te wachten, maar vaker nog meerdere uren. Op het station van Luik had de trein zelfs bijna een halve dag stil gestaan om een ambulancetrein, die zelf ook al een behoorlijke vertraging had opgelopen, te laten passeren. Gedurende die vier dagen was de stemming van de krijgsgevangenen in de trein naar een absoluut dieptepunt gedaald. Het was benauwd in de wagons en het stonk er verschrikkelijk. De enige sanitaire voorzieningen in de wagons bestonden uit een zinken emmer, waar de gevangenen hun behoeften in konden doen en die bij ieder station geleegd werd, en een emmer met water, zodat de mannen zich wat konden opfrissen. Bovendien hadden de krijgsgevangenen, die voor het overgrote deel uit Belgen en Fransen bestond, nauwelijks te eten gehad. Tijdens een stop in een Duitse stad, waarvan de naam Lloyd ontschoten was, waren de deuren van de wagons open gegaan en kon iedereen, onder strikte bewaking, even de benen strekken op een verlaten rangeerterrein. Dat was tevens het enige moment geweest, dat iedereen een homp zuurdesembrood had gekregen. Lloyd had zich voorgenomen op erg zuinig te zijn op zijn brood. Omdat hij niet wist wanneer de volgende "maaltijd" verstrekt zou worden had hij zichzelf op een rantsoen van acht kleine happen brood per dag gezet.
"Honger maakt blijkbaar haatdragend." dacht Lloyd, nadat Servaas Daelemans voor de zoveelste keer op de Duitsers begon te schelden.
"Die smerige rotmoffen," tierde de kleine Vlaming, "ze vreten heel België leeg, en wat blijft er voor ons over? Een homp zuur brood waar we, God weet hoeveel dagen, mee moeten doen! Daar kan een volwassen man toch niet op teren?" Lloyd lachte vriendelijk naar de hongerige Belg. Hij nam hem zijn gedrag niet kwalijk. Lloyd wist heel goed waar die haat vandaan kwam. Toen de Duitsers in 1914 de Belgische neutraliteit schonden, waren ze tegen de Belgische bevolking, als beesten tekeer gegaan. Het was veelvuldig voorgekomen dat Belgische burgers, die in het bezit waren van een wapen, deze ook daadwerkelijk tegen de Duitsers opgenomen hadden. Het gevolg was dat de nerveuze bezetters hardhandig tegen gewapende burgers had opgetreden. Uiteindelijk was het helemaal uit de hand gelopen en werden ook ongewapende mannen, vrouwen en zelfs kinderen het slachtoffer van het brute Duitse optreden. De levens van honderden Belgische burgers werden, destijds in de eerste oorlogsmaanden in 1914, voor een Duits vuurpeloton beëindigd, terwijl hun huizen en winkels geplunderd werden en hun steden moedwillig in brand werden gestoken.

"Iedereen eruit!" brulde een bewaker in het Duits, terwijl de deuren van de goederenwagons, met een hoop lawaai, opengeschoven werden. Fel daglicht kwam de benauwde ruimte binnen en voor een kort moment, verblindde het alle krijgsgevangenen in de wagon. Blij dat ze weer even de benen konden strekken en frisse lucht konden inademen, kwamen de gevangenen in beweging. Lloyd keek uit over het rangeerterrein en zag hoe tientallen Duitse bewakers, met hun geweren in de aanslag, erop toezagen dat geen van de krijgsgevangenen ervandoor probeerde te gaan. Voor de gevangenen van iedere wagon stond een vrachtauto met lopende motor klaar. De Duitsers werkten uiterst efficiënt en ordelijk. Binnen een kwartier waren de wagons leeg en gingen de vrachtwagens hobbelend, richting het noorden, op weg naar Krijgsgevangenkamp "Soltau". De rit naar het kamp duurde ruim anderhalf uur. De eerste aanblik van het krijgsgevangenkamp was intimiderend. De hoofdpoort bestond uit een dubbel hekwerk dat met prikkeldraad bespannen was. Aan weerskanten van het hek bevonden zich twee wachten, die al het binnenkomende en uitgaande verkeer moesten controleren. Daarna volgde er een open ruimte van ongeveer vijftig meter, waar verschillende bewakers patrouilleerden. Vervolgens kwam men weer bij een dubbele poort, waar een bemande wachttoren stond. Nadat alle vrachtwagens binnen waren, reden ze een groot plein op. Hier werd iedereen gemaand uit te stappen om zich daarna in keurige rijen op te stellen. Zo stonden ruim 300 man, op de appélplaats, een half uur in stilte, in de koude motregen. Onwetend en nerveus over wat hen allemaal te wachten stond.

...en de engel sprak Duits.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu