Het was een bewolkte ochtend met een heerlijke, aangename temperatuur. Doordat de zon al vroeg opkwam, stonden de infanteristen van de gevechtsloopgraven al om vier uur 's ochtends aan de borstwering. Paraat voor een eventuele Duitse aanval. De ochtendschemering was, net als de avondschemering, het hachelijkste moment van de dag. Als de Duitsers een verrassende stormaanval begonnen, was dat bijna altijd in deze periodes van de dag. Maar deze vierentwintigste Juni begon rustig en er kwam geen Duitse aanval. De infanteristen in de loopgraven hadden er, na de Duitse stormaanval van gisteren, dan ook vertrouwen in dat er vandaag in ieder geval geen Duitse aanval zou komen. Maar het was natuurlijk altijd verstandig om paraat en voorbereid te zijn. Je kon immers nooit weten. Langzaam werden de Duitse linies zichtbaar in het toenemende licht. Nadat de zon bleek door de bewolking scheen en het duidelijk was dat ie zich boven de horizon bevond, leek het gevaar geweken. Na het schrille fluitje van Luitenant Murray, liet iedereen zich weer in de loopgraaf zakken om zich wat te ontspannen. Sommige mannen probeerden nog wat te slapen in de open lucht, terwijl anderen een brief naar huis schreven of een kaartspelletje speelden. Verveling was troef.
Na een paar uurtjes geslapen te hebben werd Lloyd langzaam wakker. In zijn zak zocht hij naar het gouden zakhorloge. Kwart voor zes. Lloyd hield het horloge tegen zijn oor om zich ervan te overtuigen dat het uurwerk nog liep. Tot zijn tevredenheid hoorde hij het zachte, vertrouwde tikken. Lloyd was klaarwakker en had het gevoel dat hij veel langer geslapen had dan de drie uurtjes rust die hij uiteindelijk had gehad. Lloyd ging rechtop staan, en was er bedacht op dat hij niet boven de borstwering van de loopgraaf stak. Nu was dat in dit deel van de loopgraaf onmogelijk, omdat de loopgraven in deze sector twee, tot soms wel twee en een halve meter diep waren. Bukken en gebukt lopen, was voor de soldaten in de loopgraven een tweede natuur geworden. Lloyd nam een, van de vorige dag bewaard, stuk brood uit zijn jaszak, klemde het tussen zijn tanden en trok zijn bretels over zijn schouders. Hij haalde wat regenwater uit een emmer en begon zijn gezicht te wassen en in te zepen voor een scheerbeurt. Nadat hij zich opgefrist had, zocht hij Pat en Horace op. Lloyd vond hen vlakbij een wachtpost, die door zijn schietgat het niemandsland in keek. Het schietgat was altijd afgedekt met een geïmproviseerd gordijntje van jute, maar de wacht had deze aan de kant geschoven om de situatie in niemandsland goed te kunnen beoordelen. Lloyd vond dat de wacht zich teveel blootgaf. Op het moment dat Lloyd de man daarop wilde aanspreken, sloeg deze achterover de loopgraaf in. Een seconde later bereikte het geluid van het schot de loopgraven. "Sluipschutter! " schreeuwde Lloyd. Hij bekeek de onfortuinlijke soldaat die nu op de 'Duck boards', de houten vlonders op de bodem van de loopgraven, lag te kronkelen en te gorgelen. Zijn handen grepen naar zijn hals en Lloyd zag dat de man op deze plaats door de Duitse kogel was geraakt. "Hospik! Brancardier!" gilde Lloyd, terwijl hij bij de man neer knielde en een verband op de wond van de getroffen soldaat drukte, in een poging het bloeden te stelpen. Hospik Mark Collingswood en een, Lloyd onbekende brancardier kwamen direct aangesneld. Snel werd de man op een brancard gelegd en naar een verbandpost in de tweede lijn afgevoerd. Sergeant Evans kwam te laat op de plaats waar alles had plaats gevonden aan en bekeek Lloyd, die nu onder het bloed zat. Lloyd slaakte een diepe zucht van machteloosheid. Evans zei niets, maar knikte begrijpend, terwijl hij het gordijntje voor het schietgat dicht trok. "Verdomde groentjes!" mompelde Evans. Voor de tweede keer die ochtend zocht Lloyd de emmer water op.
Artillerievuur! Niet het bekende en inmiddels vertrouwde dreunen, maar nu klonk het als een snelle roffel op een trommel. De artilleriestukken werden zonder pauzes en in hoog tempo achter elkaar afgevuurd. De soldaten in de loopgraven keken elkaar niet-begrijpend aan. Enkele seconden later suisden honderden granaten door de lucht, over hen heen om vervolgens meedogenloos op de Duitse loopgraven neer te regenen. Een luid gejuich steeg op onder de Britse infanteristen, die toen pas begrepen wat er aan de hand was. "Het gaat beginnen, mannen!" schreeuwde Luitenant Murray. Hij keek door de periscoop naar de Duitse linies en kon nauwelijks geloven wat hij zag. Een onophoudelijk neerdalen van granaten, en de dikke rook die de explosies veroorzaakten, zorgden ervoor dat de Duitse loopgraven geheel aan het zicht ontrokken waren. "God allemachtig." prevelde Murray. "Zo'n beschieting overleeft niemand."
Voorzichtig waagde Murray het over de rand van de borstwering te kijken. Aarzelend namen enkele mannen het voorbeeld van Murray over. De soldaten waren ervan overtuigd dat, door de hevigheid van de artilleriebeschieting, er zich geen Duitser buiten zijn schuilhol zou wagen. Het trommelvuur bleef aanhouden en nam het eerstvolgende anderhalf uur niet in hevigheid af, zodat enkele mannen zelfs medelijden begonnen te krijgen met de vijand in hun loopgraven. Met grote ogen van ongeloof sloegen Lloyd, Pat en Horace het schouwspel gade. Luid huilend sloegen de granaten onophoudelijk in. Ook in de lucht ontploften honderden granaten, gloeiendhete metaalsplinters verspreidend, om met de Duitsers die zich nog in de loopgraven ophielden, af te rekenen. Lloyd gedachten gingen terug naar de evacuatiepatrouille van afgelopen nacht en bedacht zich dat ze vast niet alle gewonden hadden kunnen evacueren. Er zouden vast nog veel onopgemerkte gewonden in het niemandsland liggen. Koud, dorstig, angstig en met ondraaglijke, pijnlijke verwondingen. Te zwak om nog om hulp te kunnen roepen. Deze gedachten bezorgde Lloyd een misselijk gevoel en het duurde dan ook niet lang voordat zijn maaginhoud op de 'duck boards' lag. "Mijn God," mompelde Pat geëmotioneerd, terwijl er een enkele traan over zijn wang rolde. "De achtergebleven gewonden zijn ten dode opgeschreven." Klaarblijkelijk had hij dezelfde gedachten gehad als Lloyd.*****
Korporaal Karl Neumann keek voorzichtig door een periscoop het niemandsland in toen het Britse artilleriebombardement begon. Het trommelende gedreun van de kanonnen in de verte, hadden hem meteen gealarmeerd en doen beseffen dat de loopgraven onverbiddelijk het doelwit zouden zijn. Aangezien Karl op dat moment geen actieve dienst in zijn loopgraaf had, dook hij direct, nadat hij zijn kameraden had gewaarschuwd, het schuilhol in, waarvan de toegang zich vlak achter hem bevond. Het schuilhol lag negen meter onder de grond, veilig voor het Britse vuur, maar toen de eerste granaten enkele seconden later, zwaar dreunend, op hun stellingen neerkwamen, twijfelde de jonge Duitser toch aan de betrouwbaarheid van het onderkomen. Karl keek rond in het bedompte kaarslicht. Er bevonden zich ongeveer tien man in het schuilhol, die hem allemaal angstig aankeken. Direct achter hem volgden nog zeker tien anderen, die net als Karl bliksemsnel gereageerd hadden op het artilleriegeroffel in de verte. Het artilleriebombardement barstte in alle hevigheid los. Angstaanjagend fluitend kwamen de granaten onophoudelijk neer. De grond schudde hevig en het kalkachtige zand kwam tussen de planken van het geïmproviseerde plafond naar beneden. Hoewel stevig genoeg, dacht een aantal soldaten dat het vertrek het onder het waanzinnige gedreun zou bezwijken. Uit pure angst begonnen sommige mannen te schreeuwen. Ze waren door hun kameraden moeilijk tot bedaren te brengen. Hoewel de Duitsers op de toppen van hun zenuwen leefden, waren er ook enkele soldaten bij die opvallend rustig bleven. Ze zaten bewegingsloos, met grote ogen voor zich uit te kijken, alsof ze al geaccepteerd hadden dat dit werkelijk het einde zou betekenen. Zij leken onbewogen te zijn door de granatenregen, maar dat was enkel uiterlijke schijn. Diep van binnen stonden ook zij doodsangsten uit. De grootste, gemeenschappelijke angst was dat het schuilhol, of de ingang daarvan, het zou begeven. Dat zou de onherroepelijke dood van vijfentwintig Duitse, schuilende soldaten tot gevolg hebben. Karl deelde deze gedachten met zijn kameraden, maar probeerde dit meteen uit zijn gedachten te verbannen, omdat hij wist dat, wanneer hij aan deze angst zou toegeven, hij in paniek zou raken. Zijn tweejarige frontervaring had hem geleerd dat paniek een nog grotere vijand kon zijn dan de Britten of Fransen, omdat men in blinde paniek onvoorspelbaar kon gaan handelen. Zo verging het ook een enkeling in het schuilhol. Een jonge onervaren soldaat werd mentaal gebroken door het onophoudelijke gebeuk van de granaten. Toen de paniek bij hem toesloeg waren zijn kameraden daar niet op bedacht en waren niet bij machte om de dolle jongen tegen te houden. Schreeuwend en wild om zich heen slaand naar iedereen die hem probeerde tegen te houden vluchtte de jongen het schuilhol uit in een poging aan het krankzinnig makende bombardement te ontsnappen. Éénmaal buiten in de loopgraaf kwam de paniekerige soldaat nog geen vier passen ver, voordat hij door de gloeiende granaatsplinters, van een, boven zijn ontblootte hoofd, ontploffende granaat werd geraakt. Over zijn hele lijf werd hij getroffen door diverse stukken heet metaal dat zich door zijn kleding en uitrusting een weg naar zijn lichaam zocht. Bij iedere inslag van een gloeiende splinter zou de jonge Duitser eigenlijk een scherpe pijn moeten voelen. Hij was zich echter totaal niet van pijn bewust, want één hete splinter drong zich, door zijn schedel heen, diep het hoofd binnen. Nog voordat de jongen, hevig bloedend, op de grond neer viel, was hij al gestorven. Karl nam zich voor de lange, ondergrondse gang naar de uitgang van het schuilhol, desnoods met geweld, te verdedigen. Als het aan Karl lag, zou niemand het schuilhol verlaten om een zekere, zinloze dood tegemoet te gaan. Hij hoopte vurig dat de beschieting snel voorbij zou zijn. Karl kon toen nog niet vermoeden dat dit slechts het begin was van alle ellende. Het begin van een eindeloos durende artilleriebeschieting. Het begin van ondraaglijke pijn, wanhoop, vermoeidheid en stress. Het begin van de slag aan de Somme.
JE LEEST
...en de engel sprak Duits.
Historical Fiction1 Juli 1916. De zwartste dag in de geschiedenis van het Britse leger. Op de eerste dag van de slag aan de Somme, raakt de 20 jarige Engelse infanterist Lloyd Taylor, tijdens het naderen van de Duitse loopgraven, zwaar gewond. Door zijn oprukkende ka...